Selecteer een pagina

Maandag 6 februari

Om 5.30 uur gaat mijn wekker. Gisteren had ik een beroerde nacht en dit voel ik nu behoorlijk. Ik besluit 1 rondje te sluimeren. Om 6.00 uur staat Azeem buiten met zijn tuktuk op mij te wachten. Onderweg stapt Varun in, hij is mijn gids vandaag. Varun is aardig of misschien kan ik beter zeggen doet aardig en ik merk ook dat er een bepaalde energie om hem heen hangt die ik direct minder fijn vind. Mijn intuïtie is aan het werk, laat ik hiernaar luisteren. Het is erg fris buiten. Als we aankomen bij de Taj Mahal staat er al een rij voor de ingang. Varun kletst met wat mensen en even later wuift hij naar mij. Zo sta ik opeens voor in de rij. Bij dit soort gelegenheden moet ik altijd (echt altijd) denken aan de Machu Pichu in Peru. Ik heb nog nooit ergens zo voor gestreden, als daar, om als eerste binnen te komen. Daar stond ik samen met een paar meiden rond 4.00 uur in de ochtend voor het hek. Het miezerde. In 42 minuten ben ik de trappen omhoog gestormd. Ik zag de bussen van beneden al cirkelend de berg opkomen en ik voelde het gehijg van mede wandelaars in mijn nek. Doorweekt van het zweet en dolgelukkig was ik toen ik daar als eerste het hek doorliep. Ik heb daarna ook nooit meer deze drang in deze mate gehad.

Op het moment dat ik aankom bij de Taj Mahal ben ik wel heel even teleurgesteld dat ik niet de eerste ben. Dit duurt precies 1 minuut en dan haal ik mijn schouders erover op. En dan sta ik toch als eerste binnen. We stormen in het donker door het hek. Een stuk verderop is de daadwerkelijke hoofdpoort met de naam Darwaza-i-rauza. Deze poort geeft toegang tot de tuinen die symbolisch het paradijs vertegenwoordigen. Het wordt ook wel de “Grote Poort” genoemd. Qua uiterlijk lijkt het een beetje op een verdedigingsgebouw omdat het op elke hoek van een achthoekig torentje wordt geflankeerd. De Darwaza-i-rauza is gemaakt van bakstenen en net als de moskee (welke naast het mausoleum staat) is het bedekt met rood zandsteen. Het inlegwerk is gemaakt van wit marmer, vandaar de tweekleurige rood-witte uitstraling van de gebouwen. Het inlegwerk van de Koranteksten zijn van zwart marmer. De versieringen van de bloem- en plantmotieven zijn ingelegd in rood en groene stenen.

De Taj Mahal is dus vooral bekend om haar witmarmeren mausoleum, een symbool van eeuwige liefde, maar dit mausoleum vertegenwoordigt slechts een deel van de plek van de Taj Mahal. De laatste is in feite een enorme rechthoekige set, precies 580m bij 305 georiënteerd noord-zuid. Leuk weetje is dat het qua afmeting erg lijkt op de verboden stad in Peking, hoewel er historisch gezien geen verband is. De Taj Mahal ligt ten oosten van Agra, in een gebied dat ooit de paleizen en tuinen van de heren was, tijdens de bouw van het monument, in tijden vanaf het hoogtepunt van de Mughal-rijk in de zeventiende eeuw.

Het wit marmeren mausoleum werd gebouwd in opdracht van de zeventiende-eeuwse Mogol-keizer Sjah Jahan (1592-1666). Deze keizer wilde een grafmonument voor zijn lievelingsvrouw Mumtaz Mahal laten bouwen. Zij was in 1631 na de bevalling van hun veertiende kind overleden. Een jaar na haar dood werd begonnen met de bouw. Wie het bouwwerk ontworpen heeft is niet bekend. Er werd bijna twintig jaar aan het mausoleum gewerkt door naar schatting 20.000 mensen, olifanten en ossen.

Het bouwwerk, dat op een zeven meter hoog plateau is gebouwd, staat sinds 1983 op de werelderfgoedlijst van Unesco en is sinds 2007 één van de zeven nieuwe wereldwonderen. Het wordt gezien als grootste Indo-Islamitische bouwwerk ter wereld en herbergt heel veel bijzondere details en motieven. Het ontwerp is gebaseerd op Perzische en eerdere Mogol-architectuur. De symmetrische tuin is geïnspireerd op het Perzische beeld van het paradijs.

Na de dood van Sjah Jahan’s zonen werd het gebouw ernstig verwaarloosd. Tijdens de Britse overheersing wilde men het bouwwerk zelfs helemaal slopen om het marmer te verkopen in Engeland, maar daar bleek in Engeland weinig markt voor. Onder het bewind van de Brit George Curzon (1859-1925), onderkoning van India in de periode 1899-1905, werd het mausoleum uiteindelijk gerenoveerd.

De Taj Mahal (Paleis van de kroon) steunt op grote mahonie-eiken balken die in de bodem van de Yamuna-rivier zijn geplaatst. Deze rivier is momenteel door vervuiling en ontbossing aan het uitdrogen. De fundamenten drogen hierdoor ook langzaam waardoor de houten balken uit elkaar dreigen te vallen. Een ander probleem waar de Taj Mahal mee te kampen heeft is zure regen, het gebouw verkleurd hierdoor. Voor toeristen is het ook niet mogelijk om met de auto dicht bij het bouwwerk te komen. Ze moeten verderop parkeren en kunnen dan met een elektrische bus naar de toeristische trekpleister.

Er is een mythe die vertelt dat van de mensen die meewerkten aan de bouw van de Taj Mahal de handen werden afgehakt zodat ze nooit een bouwwerk konden maken dat nog mooier werd. Ook werd gezegd dat het de bedoeling was dat Sjah Jahan zelf zou worden bijgezet in een zwarte versie van het monument dat aan de overkant van de Yamuna-rivier moest verrijzen. Zover is het echter nooit gekomen omdat hij de laatste jaren in gevangenschap leefde bij zijn zoon die de macht greep. Hij is na zijn dood bijgezet bij zijn vrouw.

Op het moment dat ik door de Darwaza-i-rauza loop zie ik het mausoleum. Sommige plekken op de wereld zijn voor mij in het echt vele malen indrukwekkender dan ik mij had kunnen voorstellen. Dit mausoleum is hier er absoluut een van. Het is groter, indrukwekkender en vele, vele malen mooier dan ik mij heb kunnen voorstellen. Ik geniet hoe het marmer in het ochtendlicht van de vele tinten wit die het bezit naar het zachtroze kleurt. Het lijkt het licht te absorberen. Met een hart vol verwondering en bewondering kijk ik naar dit prachtige schouwspel. Het doet mij denken aan Aladin. Foto’s als een ansichtkaart ter herinnering. 

Na 2 uur rondlopen ben ik klaar. Tijdens deze tour merk ik dat de gids mij iets te veel toenadering zoekt en ik besluit mijn verhaal dat ik getrouwd ben weer uit de kast te halen. Op dat moment verandert er iets in de houding van Varun. Hij is kortaf en zegt dat hij per direct betaald wil worden. Als ik hem het geld overhandig zegt hij dat dit te weinig is. Wat volgt is een korte woordenwisseling over het betalen omdat ik een prijs met Azeem had afgesproken. Uiteindelijk voel ik mij genoodzaakt om hem 100 roepies extra te geven en ik zie alsnog dat hij niet tevreden is.

Daarnaast staat hij erop om mij naar een tapijt handelaar te brengen met de mooiste tapijten. Hoewel ik herhaaldelijk nee zeg (en ook zeg ik ga niks kopen) staat hij erop. Dit klinkt allemaal vrij onschuldig en het heeft te maken met de energie van de ander of ik er mee kan zijn of dat ik mij toch een beetje bedreigt voel en dit laatste is hier aan de hand.
Uiteindelijk ga ik meer naar de tapijt handelaar (Azeem moest van mij mee want ik ga niet alleen) en zodra ik binnen ben vertrekt Varun door de achterdeur. Ik moet heel even lachen om deze belachelijke situatie en ik besluit op te staan en weg te lopen. Azeem geeft aan dat dit erg snel is en hierop geef ik aan dat Varun dit heeft opgedrongen en dat dit helemaal geen leuke manier is om een uitje te hebben. Ik vertel Azeem ook hoe Varun moeilijk deed over de betaling en dat hij onprettig is in de omgang.

Het gaat mij niet om het geld want ik snap dat de mensen echt heel erg arm zijn en het geld hier heel erg hard nodig hebben en ik wil niet op agressieve wijze afgezet worden omdat dit ten koste gaat van plezier.

Als buitenlander betaal ik hier in India voor alles meer. Elk museum en elk monument is voor buitenlanders duurder. De Taj Mahal is voor Indiërs 250 roepies en voor buitenlanders 1300 roepies. Ik snap dit en dat is prima. Ik snap ook dat de mensen aan je willen verkopen en op agressieve wijze naar je roepen op het moment dat je ook maar 1 blik werpt op een paar oorbellen of tas is al genoeg om met een hooghartige blik door de straten te wandelen.

Terug in mijn B&B is het tijd voor het ontbijt en een leuk gesprek met de eigenaar. Hij heeft in het leger gezeten, is bijna getrouwd geweest met een hele rijke Amerikaanse, is wel getrouwd geweest met een Française, heeft door Europa gereisd, heeft 7 verschillend panden in Agra, heeft een school opgezet voor kinderen waarvan de ouders het onderwijs niet kunnen betalen, is nu getrouwd met een Indiaanse en heeft een B&B. Hij heeft ook een rol in een film gespeeld als slechterik. Hij laat mij dit stukje zien. Ik moet inwendig lachen als ik deze man met zijn raspende stem gekleed in wit met een tulband aan een waterpijp zie lurken terwijl hij kwaadspreekt tegen een bediende. De rol past hem goed.

Na het ontbijt is het tijd om door te reizen. Nu zou ik met de trein vanuit Agra naar Delhi kunnen reizen maar eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik dat niet aankan. Te intens, te smerig en te veel van het goede. Voor 25 euro heb ik een Uber die mij naar de luchthaven van Delhi brengt. Het is een vrij lange rit vooral omdat er onderweg veel verkeer is. In New Delhi neem ik het vliegtuig naar Armitsar (in de staat Punjab). Hier word ik door de taxi voor de ingang van de stad gedropt. Auto’s mogen namelijk niet de oude stad in. Google maps werkt niet en zo sta ik een beetje wanhopig in een steegje. Ik vind het wel een beetje spannend. Als ik even ademhaal merk ik wel dat de sfeer ontspannen is en zo kan ik ook ontspannen. Gelukkig word ik door het hotel opgehaald. Het was een hele lange dag en ik ben moe. Ik ben ook heel erg gelukkig. Vandaag was heel bijzonder en bijzonder mooi.

Dinsdag 7 februari en woensdag 8 februari

Op dinsdag deed ik niet veel meer dan rustig wandelen en kopjes koffiedrinken in de stad Armitsar. De stad is druk, chaotisch en erg vies. Dat is eigenlijk de standaard voor India. Ik moet even denken aan het moment dat ik aankwam in Mumbai en opgehaald werd door Shankar en naar het huis van de familie gebracht werd. Zij wonen dus aan een van de duurste straten van Mumbai en ik zag alleen maar viezigheid.

Op sommige dagen vind ik het dus lastig om met alles te zijn omdat het zo intens is en na wat rust en kopjes koffie gaat dit weer stukken beter en zie ik het mooie. De mensen met hun prachtige gezichten, de kleuren in dit land en de magistrale gebouwen. Ik ben in de staat Punjab en de meeste mensen die ik hier zie dragen een tulband. Wel weet ik dat niet iedereen die een tulband draagt ook een Sikh is en daar hoop ik morgen meer over te leren.

Woensdag om 4 uur in de ochtend sta ik op het plein voor de ingang van de Harmandir Sahib oftewel de Gouden tempel. De gurdwara (gebedshuis van de Sikhs) Harmandir Sahib is het belangrijkste heiligdom van het sikhisme. Uit alle delen van de wereld reizen mensen naar deze plaats om hun eerbied voor de tempel te tonen en deze krijgt dagelijks meer dan 100.000 bezoekers. Het complex heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van India.

Amrit is mijn gids en voor de komende 3 uur neemt hij mij mee in zijn wereld. Ik luister vol nieuwsgierigheid en ik kijk mijn ogen uit. Zowel man als vrouw dient zijn of haar haar te bedekken wanneer je de tempel in gaat. Op blote voeten waad je eerst door water heen om te reinigen en vervolgens loop je met de klok mee de tempel door.

Het complex heeft vier ingangen, die het belang van goedkeuring en openheid symboliseren. In het midden staat de Hari Mandir, de hoofdtempel omringd door het kleine Sarovarmeer waarin Sikhs gedoopt worden. De hoofdtempel is bereikbaar via de poort Darshani Deorhi, en een zestig meter lange marmeren brug met achttien vergulde lantaarns. Een groot deel van de huidige decoratieve vergulde versierselen dateren uit het begin van de 19e eeuw.

Oorspronkelijk was de plaats waar nu de tempel staat een klein meer, dat door een dun bos werd omringd. Het meer werd vergroot en een kleine gemeenschap vestigde zich rond het meer onder leiding van vierde sikhgoeroe Ram Das (1574-1581). Onder leiding van de vijfde goeroe (Goeroe Arjan, 1581-1606) werd de tempel gebouwd. De bouw begon in 1581, in 1589 was de tempel af en in 1604 het hele complex. De eerste steen werd gelegd door de soefische geestelijke, Sai Mian Mir. In 1830 liet Maharadja Ranjit Singh de koepel, die de vorm van een omgekeerde Lotus heeft, met een laag van 100 kilo goud bedekken.

In 1761 werd de tempel bijna geheel verwoest door de Afghaanse veroveraar Ahmed Shah Abdali maar vrij snel daarna weer herbouwd.

In 1919 vond net buiten het complex het bloedbad van Amritsar plaats waarbij bezoekers na het Vaisakhifestival naar buiten kwamen om naar toespraken tegen de Rowlatt Act te luisteren waarna het Britse leger het vuur opende. Honderden stierven en duizenden raakten gewond. Deze gebeurtenis had een sterkere onafhankelijkheidsbeweging tot gevolg.

Begin jaren tachtig verschansten grote groepen Sikhs zich in de tempel om van daaruit een eigen Sikhstaat uit te roepen. De tempel werd in de loop van jaren versterkt totdat premier Indira Gandhi in 1984 opdracht gaf tot Operatie Blue Star waarbij het leger een inval deed en het tempel zwaar beschadigd werd. De ‘’Akal Takht’’, het bestuursgebouw werd zelfs helemaal verwoest. Indira Gandhi werd een aantal maanden later vermoord door haar lijfwachten Satwant Singh en Beant Singh die van Sikh-afkomst waren.

Iedereen die de Gouden Tempel in wil, mag dit, ongeacht godsdienst, huidskleur, ras of geslacht. De enige beperkingen zijn dat de persoon geen alcohol, drank, vlees, sigaretten of drugs mag meenemen in het heiligdom. Alle andere sikhtempels in de wereld hebben dezelfde traditionele regel dat iedereen welkom is om naar binnen te gaan.

Ik ben bij de ochtend ceremonie waar de Goeroe Granth Sahib vanuit een nabijgelegen gebouw naar de Harmandir Sahib gedragen, waarna er de gehele dag continu uit gereciteerd wordt. De Goeroe Granth Sahib is het heilige boek van de sikhs en telt 1430 pagina’s. Het is ook de elfde goeroe van de sikhs, en het boek wordt daarom met grote eerbied behandeld. De tiende Goeroe, Goeroe Gobind Singh Ji, was de laatste menselijke Goeroe. Hij heeft in 1708 de Goeroe Granth Sahib benoemd tot de permanente Goeroe van de Sikhs. Hij riep de Sikhs op om de Goeroe Granth Sahib te eren als het lichaam en geest van de 10 eerdere menselijke goeroe’s.

Het heilige boek is geschreven in het Gurmukhi schrift (Punjabi alfabet, ontwikkeld door de goeroes) en bevat de woorden en verzen zoals deze daadwerkelijk door de Sikh Goeroe’s zijn uitgesproken. Gedurende het leven van de goeroes werd het heilige boek gecompileerd. Dit schrift is het enige in de wereld, dat door de oprichters zelf is opgesteld.

Ook neemt Amrit mij mee naar de langar, wat een gratis door de Sikhs gerunde keuken is die een vegetarische maaltijd aanbiedt aan alle bezoekers zonder enige vorm van discriminatie. Dus ook als je alleen de tempel binnenkomt voor een maaltijd is dit goed en staat er niks tegenover. Dit is de grootste keuken ter wereld waar meer dan 100.000 maaltijden per dag worden geserveerd.

Amrit vertelt ook dat gedoopte Sikhs te herkenen zijn aan de vijf symbolen van Khālsā, alle beginnend met de letter k, zijn voor alle mannelijke en vrouwelijke sikhs (hierin wordt geen enkel onderscheid gemaakt) van belang.

De belangrijkste van de K’s is;
Keski (tulband om ongeknipte haren kesh te beschermen) – hetgeen betekent dat ze hun hoofdhaar, baard, snor en overige lichaamsbeharing niet mogen knippen of scheren. Ongeknipt haar wordt als heilig beschouwd, een traditie die tot de eerste goeroes teruggaat. Daarom hebben ze van hun tiende goeroe een tulband gekregen. In sikhisme noemen ze de tulband een Dastaar
Kanghā (een houten kam) – om het haar te verzorgen.
Kachera – een knie lange onderbroek die meestal onder de kleding wordt gedragen.
Kirpān – (dolk) om andere mensen of jezelf te beschermen als je in gevaar bent.
Kārā – (een metalen armband, die om de rechterarm gedragen wordt.)  

Ik heb een geweldige ochtend achter de rug en ben ook ontzettend onder de indruk.

Rond 10.30 uur vertrek ik met een Uber vanuit Armitsar naar McLeod Ganj. De afstand is slechts 153km en ik zal er uiteindelijk ruim 4.5 over doen. De rit is indrukwekkend. Ik doe vanuit de auto de volgende indrukken op.

Dooie honden in de berm.
Fruit stalletjes.
Dorpjes langs de kant van de weg zo vervallen en in puin.
Enorme villa’s met zwembaden.
Lachende kinderen die spelen.
Garages met rolluiken als winkels.
Ik doorkruis de staat Punjab naar Himachal Pradesh bij een enorme rivier.
Vies.
Plastic waar het oog rijkt.
Water staat overal erg laag.
Groene bomen en struiken met prachtige paarse bloemen.
Ik slaak een kreetje als ik voor het eerst de Himalaya ‘s zie.
Gebouwen zwart van viezigheid.
Gebouwen dat je niet weet of ze het aan het afbreken zijn of opbouwen.
Randjes langs kliffen zonder vangrail.
Stelletjes die zoenen aan de kant van de weg.
Schots en scheve gekleurde gebouwen wat mij, met een scheel oog en veel fantasie, doet denken aan het Italiaanse Since Terre.
Ik zie lokale bussen waar ik niet in zou willen zitten.
Wegdek wat aan alle kanten kapot is.
Tempels.
Vrouwen die op het dak kletsen.
Mannen op straat drinken chai.
Er wordt gerecycled en winkels vol Slikes (nep Nikes).
Straatverkopers met speelgoed en vogeltjes in kooitjes.
Mensen die op de meest onmogelijke plekken op vervoer wachten.
Een John Deere winkel.
Koeien.
Mijn chauffeur die soms wat spannend rijdt en waar ik soms zweethanden van krijg. Maar goed de handlezer in Udaipur zei dat ik lang zal leven hou ik mijzelf voor.
Landbouwgrond.
Groep jongens die op een groen veldje cricket spelen.
Hoe noordelijker hoe frisser en ook groen.
De zwarte uitlaat van dieselbussen.
De eerste roze bloesems aan een boom.
Twee groene parkiet-achtige op een tak ernaast.
Papaja bomen die bezwijken onder het fruit.
Wasplaats voor auto’s.
Stukken weg zijn onverhard of zo slecht dat ik moet uitkijken dat mijn tanden niet op elkaar kapot klappen.
Ik zie prachtige groene taferelen als rijstvelden van hoog naar laag, groente tuintjes en weides.
Ik zie onbekende bomen en struiken die alleen maar mooi zijn.
Bananenbomen op grote hoogte.
Kinderen die vanuit school of de schoolbus naar huis lopen.
Ik zie bergweggetjes van hooggelegen huizen naar de rivier.
Enorme palmbomen die opeens boven een bepaalde hoogte plaatsmaken voor naaldbomen en loofbomen.

Uiteindelijk besluit ik om de chauffeur  te vragen om langzamer te rijden. Inhalen op de berg vlak voor een hoek kan ik niet aan. Een lang leven heb ik natuurlijk ook zelf in de hand.

Reizen het is niet per se gemakkelijk. Ook niet in zogenaamde luxe van eigen vervoer. Het is wel indrukwekkend, intens en geweldig.

Donderdag 9 februari

Woensdag aan het einde van de dag ben ik aangekomen in McLeod Ganj. McLeod Ganj, ook bekend als Boven-Dharamsala, is een voorstad van Dharamsala, in de staat Himachal Pradesh.

Het is de woonplaats van de veertiende dalai lama, Tenzin Gyatso, sinds zijn vlucht uit Tibet in 1959. Wegens het grote aantal Tibetanen wordt de stad ook wel Klein Lhasa genoemd en de regio overeenkomstig Klein Tibet. Verder zijn hier de Tibetaanse regering en parlement in ballingschap gevestigd.

In 1959 verbleef de veertiende dalai lama Tenzin Gyatso eerst een jaar in Mussoorie. De Indiase regering, onder leiding van premier Jawaharlal Nehru, besloot daarna de dalai lama en zijn gevolg asiel te verlenen, waarna die zijn hoofdkwartier vestigde in McLeod Ganj. Na zijn aankomst leefde de handel en toerisme in de plaats en de omstreken op. Met zijn komst kwamen ook duizenden vluchtelingen naar dit gebied, waardoor binnen enkele decennia verschillende culturele instituten en onderwijsinstellingen werden opgericht. De stad wordt sinds de dalai lama er woont, bezocht door mensen uit de hele wereld. Het werd verder de vestigingsplaats voor verschillende niet-gouvernementele organisaties, waaronder Gu-Chu-Sum en het Tibetaans Jeugdcongres.

McLeod Ganj is genoemd naar David McLeod die rond 1850 luitenant-gouverneur van Punjab was. Ten tijde van Brits-Indië was de plaats een hill station, waar het klimaat dankzij de hoogte in de zomers milder was dan in de lagergelegen vlaktes en de Britten daarom graag daar de zomers doorbrachten. Tot het begin van de 20e eeuw groeide de plaats uit tot een knooppunt voor handel. Op 4 april 1905 werd het gebied echter grotendeels verwoest door een zware aardbeving. De Britse regering besloot hierop de hoofdkantoren van het regiobestuur te verplaatsen naar lagergelegen gebieden. Totdat India onafhankelijk werd van het Verenigd Koninkrijk op 15 augustus 1947, bleef de stad dienstdoen als gezondheids- en ontspanningsoord voor Britse bestuurders.

McLeod Ganj ligt op een gemiddelde hoogte van 2082 meter, meer dan zeshonderd meter hoger dan Dharamsala dat op 1457 meter ligt. Alles in het dorp gaat omhoog of omlaag en je voelt je spieren die aan het werk zijn.

Ik heb vooral een nuttige dag. Dat betekent was draaien, hotels, vervoer en uitjes boeken en het dorp zelf verkennen. Omdat het hier in de bergen echt heel erg koud is koop ik voor nog geen EURO 20 een prachtige North Fake. De laatste keer dat ik een North Fake kocht was in Peru. Dat jasje was na 1 wasbeurt al zijn veren kwijt en ik hoop dat deze het wat langer volhoudt.

De huizen in India hebben, in het algemeen, geen centrale verwarming. Op de meeste plekken in India is dit ook absoluut niet nodig vanwege het weer. De middenklasse en rijkere mensen hebben airco’s in hun huis en als je arm bent is een ventilator al een luxe. In de bergen waar het wel koud is en waar er geen luxe is (dus de niet hele rijke mensen) leven de mensen dan ook veel in de keuken of daar waar de haard is of haarden zijn. In mijn hotelkamer is ook geen verwarming. En met s ’nachts rond de 5 graden (het gaat zaterdag en zondag vriezen) is het dan ook erg koud. De beste aankoop van deze reis is tot nu toe een groen wollen kleed die ik thuis, in Dieren, op de bank wil leggen. Hier gebruik ik het kleed om mijzelf s’ nachts in te mummificeren en ik maak dit af met een sjaal die om mijn hoofd wikkel. Dit kleed blijkt enorm warm te zijn en zo kom ik de nacht door.

Ik krijg ook het hele verdrietige nieuws dat de papa van een Maaike is overleden (Maaike ken ik sinds mijn 16ein Deurne waar wij kamers deelden). Dit nieuws houdt mij enorm bezig. Als ik Maaike, in mijn ochtend en haar nacht, spreek huil ik met haar mee. Het verdriet zit in alles wat nooit meer zal zijn of zal komen. Zo zal haar vader haar nooit weg kunnen geven als ze op een dag gaat trouwen. Zo zal haar vader nooit opa worden wanneer zij een kindje kan verwelkomen. Naast alle grote dingen waarbij hij er nooit meer zal zijn, zal het alledaagse gemis uiteindelijk nog groter zijn. De vanzelfsprekendheid om elkaar te spreken, ook dat nooit meer. Voor dit grote verdriet zijn geen woorden. Ger Hommenga is 78 jaar geworden.

Vrijdag 10 februari

Ik word vanmorgen wakker met het getik van regen op het dak. Omdat ervoor vandaag een hike op het programma staat maak ik mij zorgen. Ik neem contact op met de eigenaar en die geeft aan dat het weer om zal slaan naar prachtig zonnig maar dat hij wel een regenjas en wandelstokken mee zal geven aan de gids.

Om 08.15 uur ontmoet ik mijn (knappe) gids Sushil. Vanuit McLeod Ganj hike ik vandaag de Triund trail. Hoewel de hike niet lang is qua afstand is het wel heel erg stijl. Het is voornamelijk klauteren over rotsblokken en de laatste 2k schuifelen door de sneeuw. Ik heb alleen mijn trail-run schoenen mee en de grip hiervan is verre van voldoende. Ik probeer mijn voeten in de afdrukken van die van mijn gids te plaatsen. Op de smalle richels kijk ik maar naar de berg kant (ik word zwakjes in mijn lijf als ik de afgrond in kijk) terwijl hij mijn hand vasthoudt omdat ik glibber. In mijn hoofd zegt een stemmetje dat de afdaling straks nog veel spannender zal zijn. Boven op de berg heb ik een waanzinnig uitzicht! Ik zie de Kangra-vallei en de indrukwekkende met sneeuw bedekte Dhauladhar bergketen (zelfde als ik elke ochtend zie vanuit mijn hotel raam). Zittend op een bankje geniet ik ruim 1 ½ uur van de rust en de schoonheid. Hier is geen enkel geluid behalve het kloppen van mijn hart. De hemel is strakblauw en ik geniet zo ontzettend. Ik voel mij zo nietig en zo levendig tussen al dit natuurgeweld. Bij de tempel zie ik een afbeelding van Ganesh. Ganesh is de god met het olifantenhoofd. Hij neemt hindernissen weg en is de beschermheilige van reizigers. Ik vraag Ganesh dat ik maar veilig de berg af mag komen. Gebeden worden verhoord.

Zaterdag 11 februari

Vanmorgen word ik wakker in een wereld die gehuld is in dikke mist. Er is geen zicht op de bergen. Er is geen zicht op 200 meter afstand. Ik wandel door het dorpje. Net als elke stad (en dorp) die ik tot nu toe in India heb gezien is er hier heel erg veel vuil (afval) in de bermen aanwezig. Etensresten waar de apen, koeien, honden en ezels om vechten. Zwerf plastic. Poep. Toch zie ik hier ook andere dingen. De mensen die elke dag de straat schoonvegen. Een vrachtwagen die voorbij komt en waar afval, dat wat gerecycled kan worden, in gegooid wordt. Ik zie 3 mannen driftig door het straatvuil scannen. Vuilnisman zijn is ook hier heel erg anders. McLeod Ganj voelt niet direct aan als India. Dit komt doordat veel inwoners uit Tibet of Nepal komen. In het dorp zie ik overal monniken lopen. De sfeer is hier ook ontspannender dan ik tot nu toe elders me heb gemaakt. Er is oogcontact en een glimlach. Het doet mij ook ergens denken aan Zandvoort, ach misschien hou ik nu eenmaal van dorpjes. Ik snap iniedergeval dat mensen van deze plek kunnen gaan houden en hier blijven.

Sinds ik hier ben wandel ik elke dag naar de tempel van de Dalai Lama. Hier wandel ik rustig rond en voel ik de ruimte om te zijn. Mediteren. Ik vind het spannend om het zo te noemen omdat ik daar zelf een oordeel over heb. Een oordeel hoe dat zou moeten zijn en daar ben ik zelf nog niet. Een oordeel over wat jullie, lezers, hiervan vinden. Sinds ik in India ben voel ik meer mentale ruimte om te oefenen in het mediteren. Ik vind mediteren moeilijk (omdat mijn gedachten liever niet stil zijn) en ook een mooie manier van zelfonderzoek. Beschouwend naar mijzelf en de wereld om mij heen (leren te) kijken. Meditatie kan in veel verschillende vormen voorbij komen. Ik weet dat surfen voor mij, tot nu toe, zo werkt omdat er geen andere gedachten zijn dan in het hier en nu. Mijn brein dwaalt niet af en is geheel gefocusd met wat er op dat moment is.

In heel India is spiritualiteit, godsdienst en geloof zo ontzettend aanwezig. Het is al zo oud als dat er leven is en het hoort bij het alle daagse van de mensen. Rijk en arm daarin zit geen onderscheid. Tempels langs de kant van de weg. Thuis bij mensen. Mensen die over straat lopen met bidkralen. ‘This is Gods country’, zei mijn gids gisteren. In India leven meer dan een biljoen mensen en het aantal geloven is talrijk. In het algemeen leeft iedereen vreedzaam met elkaar en naast elkaar. Mediteren en yoga is voor veel mensen ook een alledaags iets. Onder yoga wordt niet alleen de lichaamsoefeningen gedaan maar ook de ademhalingsoefeningen.

In het westen serveren wij veel dingen af als zweverig meestal omdat we het niet kennen, er ongemakkelijk van worden en/of er niet voor open staan. Soms ook om jezelf (mijzelf) te beschermen in een gesprek met de ander omdat een ander het misschien belachelijk kan vinden. Afwijzing is namelijk nooit fijn. Om raar gevonden te worden terwijl je ook door een ander leuk gevonden wil worden kan pijn doen. Langzaam aan verandert dit wel in het westen en ik geloof dat als je iets wat je niet kent met nieuwsgierigheid kan benaderen zonder oordeel (ik moet dit ook elke nog zo oefenen want dit is zo lastig!) dit zoveel moois kan opleveren.

Het Namgyal-klooster (Dalai Lama’s tempel) is het persoonlijke klooster van de 14e Dalai Lama. Een andere naam voor dit tempelcomplex is Namgyal Tantric College. De belangrijkste rol van dit klooster is om te helpen bij rituelen waarbij de Dalai Lama van Tibet betrokken is.

Opgericht in 1564 of 1565 als Phende Lekshe Ling (op de fundamenten van het sindsdien ter ziele gegane klooster genaamd Phende Gon) door de tweede Dalai Lam Gendun Gyatso, werd het Namgyal-klooster in 1571 hernoemd ter ere van de vrouwelijke langlevende godheid Namgyälma. Sinds de voltooiing van de bouw van het Potala-paleis (begonnen door de Vijfde Dalai Lama), werd Namgyal traditioneel gehuisvest in het rode gedeelte bovenaan dat gebouw in Lhasa.

Na de Tibetaanse opstand van 1959 verhuisde het Namgyal-klooster naar Dharamshala, India, waar het tot op de dag van vandaag actief is. Volgens de website van Namgyal heeft Namgyal (Dharamshala) “bijna 200” monniken (tegenover 55 in 1959), die alle vier de belangrijkste Tibetaanse kloostergeslachten vertegenwoordigen.

Als ik hier rondloop en iedereen zie geloven moet ik denken aan alle plekken die ik ondertussen op de wereld heb gezocht waar mensen geloven. Ik hou van zulke plekken omdat het dus een enorme rust uitstraalt en je gewoon kan zijn met alles wat je bent. Een moskee, kerk en tempel ze delen ook dezelfde dingen.

Geloven kan (net als in de liefde en je eigen leven inrichten) op zoveel verschillende manieren en ik geloof dat dit uit zou moeten komen in liefde, naastenliefde, zelfliefde, compassie, empathie geen levende wezens schaden of doden. De intentie van het goed doen. 

Dat ik hierin geloof wil niet zeggen dat ik dit goed kan of elke dag doe. Ik ben zo ontzettend feilbaar. Ik kwets mensen, roddel, ga confrontaties uit de weg, ben niet altijd eerlijk, maak aannames, heb op reis paneer gegeten (kaas -> kaas komt van de melk van koeien en hiervoor worden de kalfjes gescheiden van hun moeder en vermoord). Ik koop water in plastic flessen, ik heb nieuwe, onethische kleding gekocht en ik vlieg heel-erg-veel. Elke dag doe ik vast wel eens iets (of meerdere dingen) of heb ik een gedachte wat niet strookt met wat ik zou willen en hoe ik zou willen zijn. Soms ook geheel onbewust en kom ik er veel later pas achter. In sommige gedachten en gewoontes ben ik hardnekkig omdat ik dit al heel lang doe en iets afleren nu eenmaal moeilijker blijkt dan iets aanleren. Ik hoop dat ik bij het ouder worden kan blijven onthouden dat ik nooit te oud ben om iets te leren en altijd kan veranderen en mag veranderen mijn hele leven lang. Dat is wat reizen trouwens ook met mij doet namelijk leren en zien dat anderen het anders doen en dat dat ook goed is. Dat wat ik vertel mijn perspectief is uit waar ik vandaan kom en wat ik weet (waar ik geboren ben, mijn opvoeding, mijn familie en vrienden, mijn normen en waarden). Dus alles wat jullie lezen is niet per se een waarheid maar slechts mijn waarheid op een bepaald moment in mijn leven met de kennis en kunde die ik toen had (nu heb).

Een lang verhaal op de zaterdag. Ik sluit af met dat ik keelpijn voel opzetten, moeite heb met slikken en koude rillen ervaar. Na een flinke maaltijd van soep en pasta en ook een paar glazen thee met citroen en honing is het tijd voor 2 paracetamolletjes en slaap.

Zondag 12 februari

Vandaag word ik ziekjes wakker. Het snot loopt eruit,mijn keel doet erg zeer en ik heb koude rillingen over mijn lijf. Veel water drinken en twee aspirientjes verder voel ik mij goed genoeg om op pad te gaan. Goed genoeg betekent ook soms gewoon lamlendig. Lamlendig in een vreemd land is vreselijk en dan wil ik alleen nog maar thuis zijn. Ik wandel via het dorpje Baghsu naar een waterval. Er is dit jaar veel minder sneeuw gevallen in de bergen en hierdoor is er ook minder water. De mensen maken zich zorgen want als er minder water uit de bergen komt hebben zij minder water om van te leven. Bovenop de berg heb ik wel een waanzinnig uitzicht. Ik zit een uurtje te genieten terwijl de zon mij verwarmt. Er is ook een cafeetje op deze berg waar ik thee drink en een taartje eet. Op de weg terug bezoek ik nog een kleine tempel. Onderweg doe ik cafeetjes aan waar ik elke keer een theepot vol thee bestel. Zo drink ik veel thee en lees ik in mijn boek. Als ik dan even opkijk moet ik glimlachen om het fenomenale uitzicht op de bergen. Zondag, zoals zondagen horen te zijn.