Maandagmiddag 16 december vertrek ik om 12 uur vanuit mijn verblijf in Lombok richting de luchthaven. De vader van Ria kan me vandaag helaas niet wegbrengen, maar zijn zoon neemt het stokje over. Vanaf Lombok vlieg ik naar Bali, een vlucht van zo’n anderhalf uur. Rond 16.00 uur land ik op Bali, waar de regen met bakken uit de hemel komt.
Na wat twijfelen besluit ik niet de omgeving te verkennen, maar gewoon in het hotel bij de luchthaven te blijven. Het hotel is een beetje zoals het weer: wat somber, maar op de een of andere manier toch helemaal prima.
Dinsdagochtend 17 december gaat de wekker al om 4 uur. Door een veel te spannend boek ben ik natuurlijk weer veel te laat gaan slapen – ik leer het ook nooit – en dat voel ik nu behoorlijk. Na een snelle douche en het uitchecken volg ik de borden naar “Departure Domestic Flights.” Om 4.45 uur sta ik samen met een flinke groep mensen buiten te wachten tot de luchthaven eindelijk open gaat. Blijkbaar gebeurt dat pas om 5 uur.
Terwijl ik daar in de rij sta, gutst het zweet over mijn rug en langs mijn hoofd. Tot overmaat van ramp zie ik mijn vluchtnummer en bestemming nergens op de borden staan. Ondertussen raak ik aan de praat met een Nederlands gezin dat op weg is naar Ambon om familie te bezoeken. Ze blijven daar 10 dagen en reizen daarna terug naar Bali, waar ze nog tot eind februari van hun vakantie genieten. Ze vertellen over de Molukken en ik vertel hoe graag ik daar nog heen wil.
Wanneer de deuren eindelijk opengaan, spoed ik me naar de check-inbalie. Daar krijg ik mijn boardingpass met een aangepast vluchtnummer. Ik leer ook dat “Ujung Pandang” (zoals het hier staat aangegeven) gewoon hetzelfde is als Makassar, zoals ik het op Google en andere plekken tegenkom. Achter die dubbele naam blijkt trouwens een flink koloniaal verleden te zitten – een verhaal dat zeker het delen waard is.
Makassar was in de 16e eeuw de belangrijkste zeehaven en politieke macht van Sulawesi. Deze belangrijke positie heeft de stad tot op heden weten te behouden.
De havenstad dankte zijn belangrijke positie aan de groeiende macht van de koninkrijken Gowa en Tallo, en de maritieme krachten van de Bajo, de zeenomaden. Rond 1550 vestigen Maleise handelaren zich in de stad. Ongeveer twintig jaar later werd de eerste moskee gebouwd.
Makassar zou tussen 1600 en 1630 in korte tijd uitgroeien tot een van de belangrijkste handelscentra van Zuidoost-Azië. De Nederlanders beschouwden Gowa als een bedreiging voor hun plannen de specerijenhandel te monopoliseren. Door samen te werken met de Buginezen wisten ze in 1667 Makassar te dwingen het fort Ujung Pandang in Makassar op te geven. Ze verjoegen de andere Europeanen uit het gebied.
De Nederlanders doopten het fort vervolgens om tot Fort Rotterdam. De macht van het koninkrijk Gowa was gebroken en Makassar verloor daarmee zijn politieke macht in Zuid-Sulawesi. Nederland kon zo het scheepvaartverkeer tussen het westen en oosten van de archipel grotendeels controleren.
Het karakter van de stad veranderde van regionaal handelscentrum naar een Nederlands fort waar slaven werden verhandeld. Vanaf het einde van de 17e eeuw keren de Maleiers, Buginezen, Arabieren en later ook de Chinezen terug om buiten de muren van het fort handel te drijven.
Tijdens de 19e eeuw weet Makassar haar originele rol als handelscentrum voor Oost-Indonesië weer terug te winnen. De stad zou weer groeien en het aantal inwoners zou sindsdien alleen maar toenemen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de stad bezet door Japan. Nadat Indonesië de onafhankelijkheid had bereikt zou Makassar verder groeien ten koste van veel oude gedeelten van de stad. In 1971 werd de naam van de stad veranderd in Ujung Pandang. In de late jaren negentig kreeg de stad zijn originele naam weer terug.
De vlucht van Bali naar Makassar verloopt rustig. In Makassar heb ik 2 1/2 uur overstaptijd. Ik besluit koffie te gaan drinken in de Starbucks en met mij nog een Nederlands koppel waar ik mee aan de praat raak. Zij wonen in Bali en werken als fotografen.
Vanaf Makassar vlieg ik door naar Sorong. Sorong is een stad op de noordwestkust van het eiland Nieuw-Guinea, in het westen van de Indonesische provincie West-Papoea. Sorong vormt het logistieke centrum van de olie- en gasindustrie op het Indonesische deel van het eiland, hetgeen zich manifesteert in een groeiende rijkdom en economische voorspoed. De stad telt ruim 50.000 inwoners en vormt daarmee een van de grotere steden van Papoea.
De naam ‘Sorong’ komt van het woord soren wat iets als “diepe zee” betekent. Vermoedelijk komt dit uit een Biaks dialect, daar de Biakkers vanuit Biak naar de Raja Ampat voeren en zich er uiteindelijk ook vestigden.
Doordat Nederland kolonialistisch is, is het verleden tussen Nederland en Indonesië onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is dus ook geen verassing dat toen in 1908 olie werd gevonden nabij Sorong. Shell-dochter NNGPM (Nederlandsch Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij) een kantoor opzet op het, voor de kust van Sorong gelegen, eiland Doom. Door Japanse bombardementen tijdens WOII werd de plaats zwaar getroffen en het duurde tot na de oorlog alvorens de olie-industrie echt van de grond kwam. De olie vormde een van de redenen waarom Nederland na 1949 schaamteloos bleef vasthouden aan Nederlands Nieuw-Guinea.
In het vliegtuig naar Sorong zie ik de natuur op haar allermooist. De oceaan schittert in alle denkbare tinten blauw. Ik kijk naar een verzameling kleine eilandjes, omringd door turquoise water en witte zandstranden. Met mijn gezicht tegen het raampje geplakt kan ik er niet genoeg van krijgen.
Wanneer we over land vliegen, wordt het beeld minstens zo indrukwekkend: een ontzagwekkend groene en uitgestrekte jungle. Hier regeert de natuur. In sommige valleien lijkt het alsof kleine stukjes jungle zijn vrijgemaakt om mensen voorzichtig toe te laten. Dwars door dit dichtbegroeide landschap slingert een bruine rivier, kronkelend richting de zee. De groene wereld onder me is zo wild, heuvelachtig en ondoordringbaar, dat ik me even heel klein voel. Het leven is zoveel groter dan ik – groter dan wij allemaal.
Vanuit de lucht spot ik de landingsbaan, die er behoorlijk kort uitziet. Gelukkig blijkt hij precies lang genoeg, al is er weinig marge over. Op de luchthaven staan slechts vier andere vliegtuigen. Hierheen vliegen vergt planning; vluchten gaan namelijk niet elke dag.
Bij aankomst in Sorong word ik opgehaald door een vriendelijke vrouw die me naar mijn hotel brengt. Onderweg waarschuwt ze me: de laatste weken zijn er toeristen overvallen. Ze drukt me op het hart om na zonsondergang niet meer buiten te komen en zeker niet met mijn telefoon rond te zwaaien. Dat is, zoals ze het treffend zegt, “vragen om moeilijkheden.”
Woensdag 18 december word ik om 10.30 uur opgehaald bij mijn hotel. Ik begin nu aan het laatste stukje van mijn reis: 84 km per boot, voordat ik eindelijk aankom op een locatie waar ik al heel lang naartoe wil: Raja Ampat.
Raja Ampat is een archipel die bestaat uit ongeveer 1.500 eilanden, beslaat 9,8 miljoen hectare land en zee en ligt ten westen van Sorong, in West-Papoea. De meeste eilanden zijn uit kalksteen opgetrokken en bedekt met jungle, waardoor maar kleine gedeelten bewoonbaar zijn.
De naam Raja Ampat betekent letterlijk ‘de vier koningen’ en verwijst naar de vier grootste eilanden: Waigeo, Misool, Salawati en Batanta. Het verhaal achter deze namen komt uit de lokale mythologie, waarin een vrouw zeven eieren vond. Vier van deze eieren kwamen uit en werden de koningen van de vier belangrijkste eilanden, terwijl de overige drie eieren veranderden in een vrouw, een geest en een steen.
Raja Ampat heeft de rijkste biodiversiteit ter wereld. Gelegen in de zogenaamde Coral Triangle (Koraaldriehoek), zijn er in de riffen maar liefst 505 verschillende soorten koraal gevonden, wat gelijkstaat aan 64 procent van alle koraalsoorten wereldwijd. Daarnaast zijn er 1.065 vissoorten en 700 soorten weekdieren geteld in de wateren van Raja Ampat. Dit is ongeëvenaard wereldwijd.
De eilandengroep beslaat ongeveer 9,8 miljoen hectare land en zee. In het koloniale verleden werd het gebied ook wel de ‘Oude Vogelkop’ genoemd. Tot in de twintigste eeuw stonden de dorpen aan de kust van veel eilanden onder invloed van het sultanaat van Tidore.
De term Coral Triangle verwijst naar de tropische wateren van Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Nieuw-Guinea, Oost-Timor en de Salomonseilanden, die ten minste 500 soorten rifvormende koralen bevatten. Het Wereld Natuurfonds (WWF) beschouwt de regio als een topprioriteit voor natuurbehoud en lanceerde in 2007 het Coral Triangle Program. De Coral Triangle beslaat een gebied van 6 miljoen km² en wordt beschouwd als de ‘kraamkamer van de zee’. Hier leeft driekwart van alle koraalsoorten wereldwijd, zes van de zeven zeeschildpadsoorten en minstens 3.000 vissoorten. Ongeveer 120 miljoen mensen wereldwijd zijn afhankelijk van de middelen die deze zee te bieden heeft. Koraal is van essentieel belang voor het leven in de zee.
Wat betreft duiken is Raja Ampat wereldwijd de ultieme ervaring en dit ga ik dan ook doen. De komende zeven nachten en acht dagen verblijf ik bij Papua Explorers op het eiland Gam. Dit eiland was ooit onderdeel van het eiland Waigeo, maar door tectonische verschuivingen is het gescheiden van Waigeo door een smalle strook zout water, die bekendstaat als de Passage.
In de haven staat een boot klaar, samen met een groep van ongeveer 12 mensen. Er wordt wat ongemakkelijk naar elkaar gelachen en iedereen is vooral met zichzelf bezig. Omdat ik alleen reis merk ik dat ik veel directer contact zoek of een praatje aanknoop dan wanneer ik met iemand samen reis.
Onderweg is de zee kalm en de reis verloopt soepel. Ik zie veel vliegende vissen en in de verte verschijnt een regenbui. We moeten er dwars doorheen, en het is verbazingwekkend hoe de paradijselijke omgeving van blauw water plots wordt opgeslokt door het grijze, dreigende wolkendek. Na een kwartier zijn we weer uit de bui en komt het paradijs opnieuw in zicht: eilanden van kalksteen, steil oprijzend en bedekt met jungle, vormen het prachtige, groene en grillige landschap.
Na ruim 2,5 uur varen gaan we langzamer. Het water heeft nu de diepe blauwe kleur ingeruild voor een turquoise tint. In de verte zie ik een rij bungalowtjes boven het water en hoor ik muziek. Naarmate we dichterbij de aanlegsteiger komen, wordt de muziek steeds luider. We worden verwelkomd door het volledige personeel van Papua Explorers, dat een lokaal lied speelt, een traditionele begroeting. Dit lied wordt nog steeds in veel dorpen gezongen wanneer er vissers terugkeren van een reis of wanneer familieleden uit andere gebieden arriveren. Muziek, zo blijkt, is een dagelijks ritueel voor de mensen die hier wonen.
Na aankomst is het tijd voor een briefing, waarin we kennis maken met de staf. Apo is de manager en werkt hier al sinds het begin, inmiddels ruim 13 jaar. Hij ontdekte deze inham en bracht het gebied onder de aandacht van de eigenaren, die het nu huren van de Indonesische staat.
Itay en Michaela vormen een stel. Itay is de manager van het Duikcentrum, terwijl Michaela de manager is van het Sea Centre, dat onderzoek doet naar zeedieren en zich inzet voor het behoud van onder andere het koraal. Samen met Yigit, de financieel manager, vormen zij het managementteam.
Tijdens de briefing krijgen we uitleg over de tijden van het ontbijt, de lunch en het diner, wanneer de duiken plaatsvinden en hoe het zit met uitstapjes naar bijzondere locaties. We horen ook hoe het werkt met het bestellen van eten of drinken buiten de maaltijden om, wanneer housekeeping je kamer komt schoonmaken, en hoe we moeten omgaan met dit prachtige stukje ongerepte natuur. Er wordt ontzettend veel aandacht besteed aan detail, en ik ben diep onder de indruk van hoe alles logistiek zo goed geregeld is.
Itay stelt mij voor aan Beto. Beto zal mijn duikinstructeur zijn voor de komende week, omdat ik voor mijn Advanced Open Water-certificaat wil gaan. Beto komt uit Sulawesi en werkt hier als hoofd instructeur.
Mijn middag breng ik door met het leren kennen van de mensen en het snorkelen bij het huisrif. De stroming is sterk genoeg om al flipperend in het water te bewegen zonder dat ik van mijn plek ga. Ik heb nog nooit zoveel verschillende kleuren koraal gezien en de vissen zijn echt overal.
Vlak voordat ik naar het diner ga zit ik nog op het terras van mijn pondok, zo worden deze bungalows genoemd. Ik zie een paar kleine blacktip reef sharks rondzwemmen. Ik kan het amper geloven dat ik hier nu echt ben en ik kan niet wachten op wat de week gaat brengen!
Weer indrukwekkend Nathalie.
Dankjewel lieve papa! XXX
Wat een prachtig verhaal en prachtige omgeving . Je verblijf ziet er ook goed uit . Benieuwd naar je duik avonturen . Gezellige jaarwisseling !
Wat lief dankjewel! Deel II volgt snel! XXX
succes. met duikcursus
Terima kasih tante! X
Wat een fijn avontuur weer! Wat is dat beeld derde foto van onderen?
Hi Roedge!
Wat leuk je bericht!
Ze maken hier veel kunst van houtwerk. Dit is een houten beeld wat in de ’tuin” staat en het is een beschermer (van deze plek).