Aangekomen op het vliegveld van Nazca stappen we in een klein vliegtuigje met 6 anderen waaronder 1 piloot en 1 co-piloot. In de komende 30 minuten gaan we vanuit de lucht 13 figuren bekijken. Ik kijk mijn ogen uit en besef heel goed hoe bijzonder het is dat dit allemaal zo goed bewaard is gebleven. En het uitzicht is verder prachtig, ik ben dol op vliegen. In het vliegtuigje is het ondertussen ook erg warm en schudden we de hele tijd wel een beetje heen en weer. Ondanks een pilletje tegen reisziekte heeft Ester precies 1 figuur kunnen zien voordat ze zo ziek wordt dat ze de rest van de vlucht er alles aan doet om niet over te geven. Ik heb nog nooit iemand zo geel en groen gezien.
Als we geland zijn is het tijd om Essie wat suiker te voeren voor de energie. Ze is niet de enige die er slecht aan toe is. Het meisje dat achter mij zit, kan niet zonder steun van haar vriend het vliegtuigje uitkomen en lopen gaat al helemaal niet.
De middag brengen we door met kaartspelletje en verse sapjes aan de rand van een zwembad bij een hotel. Ester voelt zich langzaam aan weer wat beter.
‘s Avonds is het tijd om richting het busstation te gaan. Hier komen we het meisje en haar vriend tegen die bij ons vanmorgen in het vliegtuig zaten. Ze is nog steeds erg bleek en ze geeft aan zich nog steeds trillerig te voelen. Even later zien we haar met een bloedneus op een bankje liggen. Hoe zielig het ook is, we moeten hier toch een beetje om gniffelen en zeggen dat ze duidelijk haar dag niet heeft, niet wetende dat het ergste voor Ester nog moet komen.
Om 21 uur stappen we in de bus naar Cusco en de eerste paar uurtjes gaan prima, maar daarna is Ester toch weer misselijk. Met een pilletje melatonine hopen we dat ze het klokje rond kan slapen. Rond 02.37 uur in de ochtend word ik wakker en zie ik Ester op haar hurken naast mij in het gangpad zitten en vervolgens gaat ze op mijn voeten liggen. Ik vind dit wel een beetje vreemd en denk dat haar slaappil nog werkt en ze zo moe is dat ze naar het toilet is geweest en niet verder komt dan mijn voeten. Na wat duwen en trekken, komt Ester overeind en kruipt ze weer in haar stoel. Wat blijkt, ze wilde naar het toilet, kreeg de tussendeur niet open, kreeg het benauwd en viel flauw op mijn voeten. In de stoel is het tijd voor wat slokjes water en verder kan er momenteel helaas niet veel gedaan worden. Na 15 uur reizen komen we dan eindelijk aan in Cusco. De stad ligt op 3400 meter en ik merk dat zelf gelijk, doordat de hoofdpijn in alle hevigheid komt opzetten. Wij zijn gelijk naar ons hostel gegaan en de rest van de dag hebben we zwakjes op bed gelegen en thee getrokken van coca bladeren gedronken. Dinsdag telt verder even niet meer mee voor ons.









Donderdag begint rustig met een massage voor Ester en ik laat mijn nagels vijlen. Achteraf is dit de meest goedkope en slechtste massage ooit. Over de manicure kan ik ook kort zijn, ik kan het beter. Daarna is het tijd om door de straten van de stad te dwalen. Vrouwen in kleurrijke klederdracht die fruit verkopen, met Alpaca’s rond sjouwen, truien en andere breisels verkopen. Aan de ene kant zien wij een beeld van de stad zoals hij is met de locale mensen, de historie en cultuur. Aan de andere kant is het een stad waar de tijd niet stil heeft gestaan met een Starbucks op het centrale plein en de hordes toeristen die net als ons de stad ontdekken.
Cuzco of Cusco heeft als bijnaam de keizerlijke stad. De naam van de stad is afkomstig van het Quechua-woord dat navel (van de aarde) betekent. Cuzco ligt op een hoogte van ongeveer 3400 meter in de Andes.
Voordat de stad in de 16e eeuw door de Spaanse conquistadores werd veroverd, was het de hoofdstad en het culturele en religieuze centrum van het Rijk van de Inca, Tawantinsuyu (“Het land van de vier kwartieren”). De Inca’s gaven de stad de vorm van een poema en ze bouwden vele tempels zoals die voor de zonnegod Inti en de maangodin Quilla. Behalve de hoofdstad was Cuzco voor de Inca’s namelijk ook een heilige stad. Zij meenden dat dit de plek was waarvan de zoon van de zon (Manco Capac) en de dochter van de maan (Mama Ocllo) na een lange zoektocht vanaf het Titicacameer (waar zij door zon en maan op de wereld waren gezet) besloten dat het vruchtbaar genoeg was om er te blijven en waar vervolgens het Rijk van de Inca geboren werd. Vanuit de steden in de omgeving kwamen er dan ook vele mensen op bedevaart. Bijgevolg had de stad een goed ontwikkeld systeem van persoonsregistratie, die het mogelijk maakte voldoende voedsel in voorraad te houden voor de bewoners en de bezoekers.
Tahuantisuyu was een sterk rijk, maar raakte aan het begin van de 16e eeuw door twisten verdeeld. De oorzaak daarvan was dat het rijk sinds 1471 onder het leiderschap van Túpac Inca Yupanqui sterk was gegroeid. Aan het einde van zijn heerschappij omvatte Tahuantisuyu een gebied dat lag tussen Quito in Ecuador en Santiago in Chili. Zijn opvolger Huayna Capac verlegde het bestuurlijke centrum vervolgens naar Quito, waardoor Cuzco in politiek opzicht inboette aan belang. Kort voor zijn dood verdeelde Huayna Cápac het rijk tussen zijn zoons Atahualpa en Huáscar. Het Noordelijke deel ging naar Atahualpa, terwijl Huáscar het Zuiden ontving. Huáscar maakte Cuzco weer tot hoofdstad van zijn deel van het gebied. Wat volgde waren jaren van rivaliteit tussen het Noorden en het Zuiden. In 1532 werd Huáscar door de Noordelijke troepen gevangengenomen, waardoor Atahualpa leider van het hele Incarijk werd.
Het leiderschap van Atahualpa duurde echter niet lang, want in 1532 nam de conquistador Francisco Pizarro hem gevangen. Op 15 november 1533 bereikte Pizarro vervolgens de stad Cuzco. De stad werd veroverd en geplunderd en het gebied werd gekoloniseerd en gekerstend. Veel van de bouwwerken die de Inca’s hadden neergezet werden door de Spanjaarden afgebroken, zodat zij hun katholieke kerken op die plaatsen konden zetten. In veel gevallen verrezen de kerken en kloosters boven op de muren van de Inca-tempels. De nieuwe bouwstijl bleek echter niet goed bestand tegen de aardbevingen die het gebied regelmatig troffen. Vaak bleven de Inca-muren overeind staan terwijl de Spaanse bouwwerken instortten.
In 1535 probeerde Manco Capac II, een halfbroer van Huáscar, de stad op de Spanjaarden te veroveren. Met 100.000 man marcheerde hij op tegen de Spanjaarden, die de stad bijna verloren. Slechts door een gewaagde uitval en een bloedige veldslag bij Sacsayhuamán konden zij de stad behouden. Door de strijd werd Cuzco echter zwaar beschadigd.
In datzelfde jaar vestigde Pizarro het bestuurscentrum in de nieuwe stad Lima. Cuzco verloor daarmee zijn belangrijkste functie, en het werd een koloniale stad zonder belang. Een aardbeving maakte in 1650 de teruggang volledig: de stad werd wederom verwoest.
In 1911 werd niet ver van Cuzco de Inca-stad Machu Picchu ontdekt. Cuzco ontwikkelde zich daardoor tot een belangrijk toeristisch centrum in Peru.
In 1950 werd een groot deel van de stad opnieuw door een aardbeving verwoest.
In 1983 werd het historisch centrum van Cuzco opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO.









Na het bezoek aan de kathedraal gaan Ester en ik naar de San Pedro markt. Een ontzettende grote overdekte hal met eten, kleding en kleine restaurantjes. Rijen vol boter, kazen, broden, kruiden, vlees en vele variaties op coca producten. Wij halen hier onder andere noten, vers en gedroogd fruit want dat zullen wij nodig hebben tijdens de 5 daagse Salkantay Trek waar wij morgen aan gaan beginnen.









Hij zal dit, zolang hij het lichamelijk kan, de rest van zijn leven blijven doen.
Ook maken we kennis met Damian die de maaltijden voor ons zal verzorgen. Hij is 69 jaar en werkt al 12 jaar als kok op deze specifieke route. Ook hij loopt nog elke dag van kamp naar kamp en wel in een verbazingwekkend hoog tempo.
Zowel Jonathan als Damian zullen tot en met dag 3 met ons mee reizen.
Het is al met al een hele organisatie om alles goed te laten verlopen. Dan is het tijd om te beginnen aan onze hike die 12km zal zijn. De eerste paar uur naar ons kamp lopen kunnen we het beste zien als een warming up voor wat er morgen komen gaat. Onderweg stoppen we een paar keer en verteld Ronald ons meer over de omgeving waar we nu zijn namelijk Vilcabamba. Vilcabamba (van Quechua: Willkapampa, “heilige vallei”) is een archeologische vindplaats in Peru. De Inca-heerser Manco Inca stichtte Vilcabamba in 1537 als laatste toevluchtsoord voor zijn volk, nadat de Spaanse conquistadores onder leiding van Francisco Pizarro het Inca-rijk hadden veroverd. De stad werd in 1572 door de Spanjaarden verwoest. De laatste Inca-heerser, Túpac Amaru, werd gevangengenomen en in Cuzco in het openbaar onthoofd.
Eeuwenlang bleven de ruïnes van de stad verborgen in het regenwoud. Hiram Bingham, de ontdekker van Machu Picchu, ontdekte de resten van de stad in 1911, maar hij realiseerde zich niet dat hij de gezochte hoofdstad van de Inca’s had herontdekt. Pas in de jaren 1960 werd de link met Vilcabamba gelegd door nieuwe onderzoekers.
Als we rond 12.30 aankomen in ons kamp in Soraypampa is het tijd voor een heerlijke lunch. Na de lunch hebben we even tijd om bij te komen en dan vertrekken we naar Lake Humantay. De wandeling naar Lake Humantay duurt maar 1.5 uur maar is erg steil. Ons kamp ligt op 3.900 meter en we lopen naar 4.150 meter. De lucht is hier dunner, dus we nemen de tijd. De klim is de moeite waard, want eenmaal bij het hemelsblauwe water en de besneeuwde bergen vergeet ik het gehuf en gepuf van het afgelopen uur. Het water is hier zo blauw vanwege de mineralen. Na een snelle afdaling zijn we weer in het kamp is het thee met popcorn tijd.
De groep is ontzettend gemêleerd en iedereen kletst met elkaar. Na het geweldige avondmaal spelen Ester, Rami, Franka en ik nog een spelletje kaart voordat we om 20.00 uur richting bed gaan. We slapen deze avond in kleine hutjes. Hierin liggen dunne matjes en een slaapzak. Het vriest ‘s nachts ruim 2 graden en we liggen dan ook aangekleed in de slaapzak.









De Salcantay is een 6.271 meter hoge berg. De berg is de op 38 meter na hoogste piek van de Andes en de op 12 meter na hoogste piek van Peru. De berg werd in 1952 voor het eerst beklommen door een Frans-Amerikaans expeditieteam. Een paar jaar terug is er een Japans expeditie team omgekomen tijdens een lawine. In deze regio is er elke dag wel een lawine of aardverschuiving en het doet je beseffen hoe kwetsbaar je bent als mens.
We bezoeken hier ook Lake Salkantay waar Ronald ons meer vertelt over de Inca’s, waar ze in geloven en waarom de natuur zo heilig voor ze was. Daarna is het tijd om door te wandelen naar Chaullay. In Huayrapunku maken we een lunchstop en het is weer een geweldige maaltijd die onze kok op tafel zet.
De besneeuwde bergen hebben wij nu achter ons gelaten en het landschap verandert in iets wat op de de Schotse hooglanden lijkt. Op de weg naar Chaullay (2900 meter) wordt het vervolgens behoorlijk warm en voor ik het weet is het tijd om de muggenspray te pakken, want we lopen in een tropisch regenwoud.
Na een goed diner liggen we die avond al rond 19.30 uur in bed.









Essie:38
Nath:34
Zo mooi allemaal! Balen van alle hoogtekwalen, had ik in Bolivia ook…
Ja prachtig! En die hoog te ziekte verschijnselen zijn erg rot en zo veel wat je kan hebben! X
Wat gaaf weer
Ja het is prachtig! X
Wauw
🙂 X
Mooi !
Dikke kus!x
Fantatische verhalen weer! En die foto’s van dat helblauwe water, heel mooi. Dikke kniffel
Ja het is prachtig! Dikke kus! X
Wat een avontuur zo hoog die bergen op.Dikke kus van Geke en mij.
Dikke kus terug! Xxx