Halverwege de middag stoppen wij bij Sunset beach. Omdat het nog een tijdje duurt voordat de zon onder gaat, genieten wij van een verlaten strand en een verfrissende kokosnoot. Ik bedenk mij waarom ik eilanden zo speciaal vind. De reis naar een eiland toe is vaak avontuurlijk en soms ook ongemakkelijk. De flora en fauna is er vaak bijzonder. De mensen die op een eiland wonen, worden door de buitenstaanders vaak apart of bijzonder genoemd. Eilandvolk waar je niet tussen komt. Ik zie een groep mensen die het eiland zien als hun thuis en er met veel liefde voor willen zorgen. Ze zijn trots op hun geschiedenis en achtergrond. Ze doen er alles aan om het eiland gezond te houden en willen graag hun rijke geschiedenis doorgeven. Maar wat mij dan toch het meeste trekt in eilanden is de eenzaamheid van deze door oceanen en zeeën omgeven stukjes land.
Na een paar uurtjes strand gaan we terug naar ons hotel. Ester heeft een telefonisch kennismakingsgesprek voor een baan op een ‘station’ (Australisch voor boerderij). Ester heeft besloten om, in plaats van in Lightning Ridge te gaan werken, dit te gaan doen op een station. Voordat ik op wereldreis ging, hebben wij het over Australië gehad en dat zij hier graag heen zou willen om ervaring op te doen op een station. Ik heb toen al aangegeven dat ik deze wens niet meer heb (omdat ik dit al gedaan heb), maar als ze dit wil doen ze er zeker voor moet gaan! Toen wij aankwamen in Australië wilde ze nog wel naar een station maar niet per se om te werken. Het is natuurlijk erg spannend om de stap te zetten om dit te gaan doen. Het is nieuw, anders en ook onbekend. Ik vind het ontzettend fijn dat Ester hier zelf weer over is begonnen en dit voor haar zelf wil gaan doen in deze reis die wij samen delen. En ik weet zeker dat ze het naar haar zin zal hebben en ze erg veel zal leren. En behalve dat wij samen reizen, hebben wij los van elkaar ook ons eigen leven te leiden, met bijhorende dromen en wensen.
Woensdag worden Ester en ik wakker in een mottige kamer. Het beddengoed is niet helemaal schoon en ik zag wat mieren in de badkamer lopen. Schimmel groeit hier goed in zachte wolken aan het plafond. Douche doe je terwijl je op de wc zit en de handdoeken ruiken naar sigaretten. De foto’s die op booking.com staan zijn zeker gemaakt ten tijde dat dit hotel opgeleverd werd.
Wij werden vanmorgen om 4 uur eerst gewekt door de Moskee om de hoek waardoor de Imam aan het mauwen was. Om 6 uur vindt iemand het nodig om de gang voor onze kamer te vegen. En om 7.45 wordt het Indonesische volkslied gezongen door de kinderen die naar school gaan. Ook dit is reizen.
Yogyakarta heeft een oppervlakte van ongeveer 980 km² en er wonen ongeveer 3.121.000 mensen. Het is een jonge en moderne stad met veel universiteiten. De provincie en de stad waren vroeger onderdeel van het centrum van het Javaanse rijk Mataram en werd toen Ngayogyakarta Hadiningrat genoemd. Deze naam wordt nog steeds gebruikt voor het complex dat de Kraton vormt. Na een geschil in 1755 werd het rijk opgesplitst in twee rijken, het Sultanaat van Yogyakarta en het rijk van de Soesoehoenan van Soerakarta. Later werden nog twee delen afgesplitst.
De stad heeft een lange geschiedenis als hoofdstad van het koninkrijk van Mataram. In 2006 verwoestte een aardbeving vele gebouwen en verloren circa 6000 inwoners het leven.
Wij ontbijten deze ochtend met gado gado en bezoeken daarna het paleis van de sultan, Kraton Ngayogyakarta Hadiningrat. Het paleis werd in gebouwd door vorst Mangkoeboemi (of Sri Sultan Hamengkoeboewono I) en wordt nog steeds bewoond door de huidige Sultan van Yogyakarta, Sultan Hamengkoeboewono X, die tevens gouverneur is van het gebied.
Zijn voorganger, Sultan Hamengkubuwono IX, verklaarde na de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië dat het sultanaat onderdeel uit zou maken van de Republiek Indonesië. Daarmee koos hij partij voor de jonge Republiek, en tegen de Nederlanders. Tot de officiële onafhankelijkheidsoverdracht in december 1949 was Yogyakarta ook de hoofdstad van de republiek. Deze sultan werd na de onafhankelijkheid vicepresident in 1951.
Na het bezoek aan het paleis wil ik graag de koninklijke begraafplaats bezoeken maar deze is vandaag gesloten. Wij besluiten daarom om richting Jalan Malioboro te lopen. Dit is een bekende winkelstraat in Yogyakarta. Hier vind je leuke eetstalletjes en ook souvenirs. Wij lopen langs Gedung Agung. Dit is één van de zeven presidentiële paleizen. Als de president in Yogyakarta moet zijn, dan verblijft hij hier. Aan de overkant ligt Fort Vredeburg wat gebouwd is door de Nederlanders tijdens de kolonisatie. De loopgraven zijn hier nog steeds aanwezig. Het hekwerk van het Gedung Agung wordt geschilderd. Donkergroene spijlers met gouden punten. Buiten staat een man toezicht te houden. Deze vriendelijke meneer begint tegen ons aan te kletsen. Dat ze overal druk bezig met schilderwerkzaamheden omdat op 17 augustus een feestje is. Dan is het onafhankelijks dag hier in Indonesië en moet alles er perfect uitzien. Hij vraagt waar wij vandaan komen. Zodra hij hoort dat wij uit Nederland komen, begint hij tegen ons in het Nederlands te kletsen. Hij vertelt dat hij 2 keer in Den Haag is geweest en hij het land vreselijk duur vond. “Niets veranderd!”, zeg ik hem lachend. Hij zingt een Nederlands liedje voor ons en vraagt wat onze plannen zijn hier in Yogyakarta. Ik vertel hem dat ik na vandaag nog twee volle dagen hier ben en erg graag Candi Borobudur en Candi Prambanan wil bezoeken. Hij vertelt ons dat wij dit niet met een tour moeten doen maar met het openbaar vervoer moeten gaan. Is veel goedkoper, zegt hij lachend. Ik vraag hem of hij ook weet waar wij authentieke batik schilderijen kunnen kopen. Hij vertelt dat in de hele stad er maar één galerie is waar je dit kunt kopen en legt ons uit hoe wij moeten lopen. We kletsen nog even vriendelijk en nemen afscheid en lopen richting de galerie.
Na ongeveer 10 minuten wandelen, weten Ester en ik niet zeker hoe we nu verder moeten. Een man die voorbij loopt, vraagt wat wij zoeken. Hij is verbaasd dat wij van deze Batik galerie afweten. “Daar komen namelijk geen toeristen”, zegt hij. Alleen binnenlandse toeristen en genodigden van de overheid. Hij vraagt waar wij vandaan komen. Als wij vertellen dat wij uit Nederland komen, vertelt hij dat hij vanmorgen mensen uit Rotterdam naar de Borobudur gebracht. Hij is nu vrij en onderweg naar huis. Hij is moe want hij was al vroeg op. Aangekomen bij de galerie nemen wij afscheid.
In de batik galerie krijgen wij een rondleiding. Batik is een Javaanse techniek waarmee dessins op stoffen gemaakt worden door de stof (katoen of zijde) af te dekken met was. Als de stof eenmaal met een patroon in was bedekt is wordt de stof in een verfbad gedaan. De gedeeltes van de stof die niet met de was bedekt zijn, worden dan geverfd. Er zijn schilderijen van vele kunstenaars op verschillend niveaus aanwezig. Sommige zijn studenten en andere zijn meesters. De echte meesters maken complexe patronen door meerdere lagen kleuren aan te brengen en door spleten in de was te maken waarmee verfijnde gedetailleerde lijnen aangebracht worden.
Ester en ik kopen een mooi schilderij voor thuis boven de bank. Het stof is tot een klein pakketje opgevouwen. Thuis wassen en strijken wordt er ons verteld en dan kan het zo in een lijst. Dat er nog geen thuis of bank is maakt niets uit; alles op zijn tijd.
Terwijl wij door de stad lopen worden wij aangesproken door een vriendelijke man. Waar wij vandaan komen, vraagt hij. “Nederland!”, zeg ik, waarna hij lachend “Blanda” roept. Hij vertelt dat hij sportleraar is en vanmorgen les heeft gegeven maar nu een vrije middag heeft. Hij vertelt over zijn oom die in Apeldoorn is geweest en zijn vader in Arnhem. Als wij zaterdag nog in de stad zijn, moeten wij naar het Alun Alun plein komen voor live muziek.
Blanda. Dat horen wij vaker als we zeggen dat wij uit Nederland komen. Blanda is een woord dat in de tijd van de kolonisatie is ontstaan. Het werd gebruikt om de vreemdeling oftewel de nieuw aangekomen koloniaal aan te duiden.
Blanda is voor voor het eerst door de Surinamers gebruikt voor Hollanders.
Ook in andere landen werd dit woord (of een versie hierop) gebruikt. In Maleisië was het belanda en in het Javaans is het weer londo.
In ons eigen Nederlandse spraakgebruik hebben wij dit zelf uitgebreid tot die van: blanke.
Wij eten vanavond bij een veganistisch restaurant die alle typische Indonesische gerechten op plantaardige wijze maakt en dat is ontzettend lekker. Wij sluiten deze dag af bij Alun-Alun. En genieten van de drukte en de fel verlichte trap auto’s waar vrienden en gezinnen in fietsen.
Na het ontbijt vertrekken wij naar de Borobudur.
De Borobudur is gebouwd in de periode tussen 750 en 850 n.Chr. Niet ver hier vandaan ligt ook de vulkaan Merapi dit is de meest actieve vulkaan van Indonesië. Er wordt vaak gespeculeerd dat door een uitbarsting van de Merapi de mensen gedwongen waren om te verhuizen. Hierdoor heeft de tempel eeuwen verborgen gelegen onder as en begroeiing.
Vanuit de lucht gezien heeft de tempel de vorm van een mandala. De mandala is een centraal onderdeel in de Boeddhistische en Hindoeïstische kunst. De basis van een mandala vormt een vierkant met vier toegangen waarbinnen zich een cirkelvormig middelpunt bevindt. Van de buitenkant naar binnen toe zijn er drie zones van bewustzijn uitgebeeld.
Het eerste deel heet Kamandhatu en verbeeldt het leven van de mens en hoe de mens zijn wensen onder controle moet kunnen brengen. Het tweede deel heet Rupadhatu en verbeeldt de mens die weliswaar zijn wensen onder controle heeft gebracht, maar nog gebonden is aan zijn menselijke gestalte. Het derde gedeelte heet Arupadhatu en verbeeldt het Nirvana. Deze worden weergegeven in drie cirkelvormige terrassen.
De Borobudur is tot op de dag van vandaag, een pelgrimsoord. Een pelgrim loopt iedere etage zeven maal rond met de klok mee. In de stoepa’s (belvormige bouwsels) bevinden zich beelden van Boeddha; wie door de gaten in de stoepa’s deze beelden aan kan raken ontvangt, volgens het lokale bijgeloof (niet volgens het boeddhisme), het eeuwige geluk.
In de achttiende eeuw moet van de hoogste terrassen van de Borobudur nog wel iets te zien zijn geweest. Nederlanders op weg naar het Javaanse hof kwamen wel langs andere monumenten, maar nooit in de buurt van de Borobudur.
De Borobudur is herontdekt in 1814 door Sir Thomas Stamford Raffles. In 1815 gaf hij opdracht tot een eerste schoonmaak. De door hem uitgezonden Nederlander H.C. Cornelius hield toezicht en met meer dan 200 man werden er, gedurende 45 dagen, bomen omgehakt en de aarde van de tempel te verwijderen. Grote delen van de tempel bleek te zijn verzakt.
De eerste grote restauratie werd uitgevoerd van 1907-1911 door Theodoor van Erp. De restauratie was een groot succes. Echter waren veel onderdelen nog niet terug gebracht tot hun oorspronkelijke staat. Er volgden nog verschillende restauratie werkzaamheden waarvan de grootste tussen 1968 en 1983 heeft plaatsgevonden.
Op de Borobudur zijn tien panelen te vinden waar zeeschepen op zijn afgebeeld. Sommige van deze schepen worden voortbewogen doorroeispanen en andere hebben masten. Exact zulke schepen hebben deel uitgemaakt van de Kaneelroute. De route die vele eeuwen geleden Indonesië met Afrika verbond. De verraderlijke Kaneelroute bracht schepen uit Indonesische wateren over de oceaan langs de Seychellen, Madagascar en Zuid-Afrika naar Ghana. In het eerste millennium was de meest belangrijke handel die in specerijen. Dit alles benadrukt hoe groot Indonesië is geweest in de scheepvaart.
Ester en ik lopen een paar uur over dit immens grote complex. Het hele park eromheen is erg mooi. De zon brandt op onze hoofden en aan het einde van de dag gaan wij moe terug naar huis.
Omdat zowel Ester als ik geen regelmaat in het mauwen van de Imam konden ontdekken heb ik wat navraag gedaan bij een Afghaanse vriend van mij.
Hij is niet bepaald een praktiserende moslim maar hij weet wel hoe het hoort. Het mauwen heet Azaan en het is tot oproepen voor het gebed. En dit hoort vijf keer per dag te gebeuren in de ochtend, middag, namiddag, avond en ‘s nachts.
Er zijn hier wel vaste tijden voor maar de reden waarom wij het zo onregelmatig horen, is omdat er soms meerdere moskeeën zijn in een bepaald gebied (wat officieel ook weer niet mag want er zijn regels wat betreft afstanden tussen moskeeën in) en bij de ene Moskee loopt de klok voor en bij de andere weer achter. Het kan ook gebeuren dat de Imam zelf te laat is. Daarbij wordt er ook vaak naar de zonsopkomst en de zonsondergang gekeken. Hij grapt dat de klok niet veel voorstelt bij de moslims.
Hij vertelt dat er over van alles heus wel nagedacht is maar dat iedereen ook tegelijk zijn eigen plan trekt. Lekker eigenwijs.
Na het ontbijt lopen we naar de bushalte. We willen het Prambanan complex vandaag bezoeken. De route is net iets anders dan gisteren en voordat wij ook maar een misstap kunnen maken, worden wij goed geholpen door de mensen die bij de busmaatschappij werken. Iedereen is ontzettend aardig en er wordt constant contact gezocht voor een praatje.
In de bus geniet ik ervan om de omgeving in mij op te nemen. Bij een garage zie ik een aanbieding voor een nieuwe knalpot. Ik gok dat dit een uitlaat is. Ook zie ik al sinds het begin van Indonesië werkelijk overal mannen met vogelkooien. Zo had de ene medewerker op de veerboot naar Karimunjawa er 1 boven in een ruimte naast het dek en een andere had zijn vogel en kooi even buiten in de zon gezet. En ook hier zie de mannen er mee rondlopen. Dit blijkt een normale hobby te zijn.
Candi Prambanan is het grootste Hindoe tempelcomplex ter wereld. De tempels zijn ongeveer in 850 n.Chr. gebouwd door onder anderen Rakai Pikatan, een Shivaïtische koning uit de tweede Mataram-dynastie.
Candi Prambanan bestaat uit drie hoofdtempels waarvan de grootste 47 meter hoog is en gewijd is aan de God Shiva. Ten zuiden van deze tempel staat de tempel gewijd aan Brahma, ten noorden die gewijd aan Vishnoe. De tempels bewijst aan Brahma en Vishnoe zijn beide 33 meter hoog. Vishnoe is het aspect van God dat alle dingen in het universum doordringt en onderhoudt. Het scheppende of creatieve deel van God wordt verbeeld door Brahma en het transformerende of vernietigende aspect door Shiva.
Het hoofdgebouw (de “Shiva-tempel”) in het centrum is omringd door een reling met vier toegangspoorten. Aan de buitenkant van deze reling zie ik reliëfs van konijnen, herten, pauwen, apen en ganzen. Ze worden elke keer gegroepeerd aan beide zijden van de Boom des Levens. Dit wordt ook wel het “Prambanan-motief” genoemd.
Op de ondergalerijen van Candi Siwa en Candi Brahma zie ik reliëfs met scènes uit het Ramayana-epos. Ze vertellen van Prins Rama van het Koninkrijk Ayodya die een incarnatie is van de God Wisnu die naar de aarde is afgedaald. Het verhaal is prachtig uitgebeiteld.
Als ik de Shiva-tempel in loop, kom ik in de hoofdkamer waar zich een groot beeld van de vierarmige Shiva bevindt. In drie andere kamertjes staan beelden van Ganesha (met olifantshoofd, de zoon van Shiva), Agastya (symboliseert Shiva als leraar) en Durga (die de duivelse stier versloeg en Shiva’s grootste steun was).
Op ongeveer 800 meter lopen bezoeken wij vervolgens Candi Sewu. Candi Sewu bestaat uit 249 gebouwen. De plattegrond van de hoofdtempel is een kruis met 20 hoeken, het heeft een hoofdkamer en vier bijkamers. Er zijn acht Dwarapala beelden (reuzen die de toegang bewaken) deze staan per twee bij de vier ingangen en zijn gemaakt van één brok steen. De Candi Cewu tempel is Boeddhistisch.
De aanwezigheid van de Hindoeïstische Candi Prambanan en de zeer nabij gelegen Boeddhistische tempels laat ook zien hoe hoog de religieuze tolerantie was in het verleden. Iets waar wij mensen tegenwoordig wat van kunnen leren.
Ik vind het bezoek aan Candi Prambanan en Candi Sewu ontzettend indrukwekkend. Het is niet alleen de hoogte, vormen en omvang van beide complexen wat indrukwekkend is maar ook hoe alle tempels versierd zijn. Hoe prachtige verhalen en beelden uitgebeiteld zijn en zo hun eigen verhaal vertellen. Ook moet ik even denken aan de film Jungleboek. Het paleis in de jungle waar Louis de apenkoning woont, heeft hier wel iets van weg.
Wat betreft het renoveren. Het tempelcomplex werd ontdekt in 1811 maar pas in 1893 werd het middelste gedeelte van het tempelcomplex uitgegraven. In 1918 zijn de reconstructies van het complex begonnen. Iets wat overigens nog steeds niet afgerond is.
De renovatie van de hoofdtempel werd pas in 1953 afgerond. Dit komt omdat de originele stenen moeilijk te vinden zijn. Ze beginnen pas met een renovatie als 75% van het originele materiaal gevonden kan worden. Hierdoor liggen er hoopjes van stenen van wat een tempel zou moeten worden. Hoe lang de renovaties nog gaan duren is niet duidelijk. De één zegt misschien nog wel 50 jaar en een ander zegt ongeveer 200 jaar. Tijd is een vreemd iets en het maakt dat ik mij sterfelijk voel.
Aan het einde van de dag zijn Ester en ik terug in de stad. Wij sluiten deze dag af met wat eten en een filmpje. Vanavond gaan wij gezellig naar de nieuwste film van Disney de Lion King. Prachtige real life verfilming van één van de ontroerendste kinderfilms ooit.
Zondag begint voor ons rustig. We drinken koffie in bed, kletsen wat en kijken een aflevering Lost. Het lijkt ons een goed idee om de serie Lost te kijken. Over mensen die een vliegtuigongeluk krijgen, neerstorten en moeten overleven op een onbewoond eiland.
Pangandaran is een klein dorpje in het zuiden van Java en gelegen aan de Indische Oceaan. Een tsunami trof de regio op 17 juli 2006. Een zeebeving met een kracht van 7,2 op de schaal van Richter zette een ruim 3 meter hoge golf in beweging. Er werd ernstige schade aangericht en honderden mensen kwamen om het leven. Het dorpje met ongeveer 10.000 inwoners dankte zijn bestaan vroeger uitsluitend aan de visserij en hoewel dat nog steeds een belangrijke inkomstenbron is, is het toerisme de oorzaak van groei. Er wordt gezegd dat Pangandaran de mooiste strandplaats is op Java wat vooral veel bezoeken van de Indonesiërs als toerist oplevert. Mooi vind ik het persoonlijk niet maar het is het wel authentiek en zeker niet toeristisch. Er is wel een probleem met afval, het strand ligt vol plastic. Ook is het duidelijk te merken dat er bij het merendeel van de locals hierover nog geen bewustzijn is. Zo wordt er hier en daar afval verbrand waaronder plastic. Het zelfde plastic wat ze eerder ook op de grond gooien.
Op het strand is het weer tijd voor een fotosessie met verschillende lokale toeristen. Een meneer die hoort waar wij vandaan komen begint: er is er een jarig te zingen. Hij kent wel 6.000 liedjes zegt hij trots. Michael Jackson, Bob Marley, Rolling Stones hij is van alle markten thuis.
Ester en ik vinden ook een surfschool waar wij morgen een plank kunnen huren. We drinken uit een kokosnoot en kijken naar een paar kleine jongetjes die aan het surfen zijn. Het strand is erg lang en wij besluiten om het strand van het surf gedeelte af te lopen en door te lopen naar het gedeelte waar je mag zwemmen. Het strand ligt vol kleine bootjes. In de verte zien wij ook een schip op zijn kant in het water liggen. Wij zien elke keer een groepje mensen in een bootje stappen en naar een wit strand vertrekken. We proberen uit te vinden hoeveel het kost maar niemand spreekt Engels. Zo maken wij kennis met een Nuri. Hij spreekt als 1 van weinigen fantastisch Engels. Als ik vraag hoe hij dit geleerd heeft vertelt hij dat hij veel Amerikaanse films heeft gekeken. Daarnaast luistert hij naar Engelstalige muziek en oefent hij met de toeristen. Op zijn boot neemt hij ons mee om het schiereiland Pulau Nusa Kambangan heen. Dit is een nationaal park. Ongeveer 80% van het park is secundair regenwoud. In dit kleine maar mooie park leven een groot aantal dieren.
We zien verschillende aapjes en bezoeken een grot. In het park komt de Rafflesia voor. Dit is de grootse bloem ter wereld en ruikt naar rottend vlees. Deze hebben wij gelukkig niet gezien of geroken. Onderweg is er tijd om te snorkelen en stoppen wij bij een plek waar ‘s avonds de vissers komen om op kleine garnalen te vangen. Hiervan wordt weer lokale sambal gemaakt. Het schip wat op de kant ligt, is een illegale vissersboot. Deze ligt hier als waarschuwing dat illegale visserij niet geaccepteerd wordt.
Nuri vertelt over een lokaal geloof, dat wanneer men groene kleding draagt in de omgeving, dit de Javaanse godin van de zuidelijke zee Loro Kidul (of Roro Kidul) boos maakt, en ongeluk zal brengen.
Nuri vertelt dat sinds Joko Widodo president is het beter gaat met Indonesië. Het kabinet bestaat voor een groot deel ook uit vrouwen en is modern en vernieuwend. Joko Widodo accepteert geen corruptie en hoewel het een zware strijd is zorgt hij ervoor dat Indonesië weer groeit. Illegale visserij wordt aangepakt en ook worden er niet zomaar licenties afgegeven voor de bootjes die toeristen mogen rondleiden. Hij vertelt dat hij is ooit begonnen met het schoonmaken van een bootje en bezit er nu drie. Hij vaart zelf alleen nog de buitenlandse toeristen omdat hij als een van de weinigen Engels spreekt. Voor de rest huurt hij een schipper in. Daarnaast heeft hij een stuk land gekocht waar hij graag een skatepark op wil laten bouwen en heeft hij een warung (kleine eettentje op de straat) die hij verhuurt. Zijn vrouw en twee kinderen wonen in Yogyakarta. Zij geeft les op de universiteit. Vanaf volgend jaar zullen ze samen leven en zal zij les gaan geven op de universiteit in Pangandaran. Hij verzucht dat geld niet alles is en hij er erg naar uitkijkt om samen te leven. Hij heeft de mooiste vrouw ter wereld en twee prachtige kinderen en voelt zich een gelukkig mens.
Hij vertelt over de Islam in Indonesië. Dat de Islam hier een mix is van het Boeddhisme en Hindoeïsme en daardoor (in het algemeen) gematigd is. Even later wijst hij naar een eilandje in de verte. Dat is het Alcatraz van Indonesië roept hij van achterop de boot. Hier executeren wij mensen. Zoals moordenaars en extremisten.
Terwijl wij in het kleine bootje om het eiland varen voelt het bootje als een speelbal op de golven. De Indische Oceaan is best heftig en de golven die ik voorbij zie komen lijken op kleine flatgebouwen. Ze breken op de rotsen. Ik bedenk mij dat als dit bootje op de rotsen breekt, alles ook werkelijk gebroken zal zijn. Het is de allereerste keer dat ik het erg spannend vind om met een bootje op zee te zijn. Elke keer als we na een golf weer een eind naar beneden vallen, voelt het voor mijn maag alsof ik in een achtbaan zit. Ester haar knokkels zijn wit. De zee is mijn happy place. Ik voel mij ontzettend fijn in het water en vooral op een surfplank. Ik vraag mij af of ik dit ge-erft heb van papa of dat dit los van elkaar staat. Tegelijkertijd vind ik de zee ook angstaanjagend. Je ziet alleen de bovenkant terwijl het merendeel zich onder de oppervlakte afspeelt. Daarbij is de zee oneindig groot en een ‘force of nature’. De kracht die het bezit is verwoestend en ik voel naast de liefde ook respect voor de oceaan.
Nuri vertelde mij zojuist dat hij dol is op varen en dit al meer dan 20 jaar doet. Hard werken zegt hij maar wel met een gevoel van vrijheid. Ik zie de zon als een rode bal in de zee zakken. Hij vertelt dat hij een hekel heeft aan zwemmen. En hij kan het ook niet, zegt hij erachteraan. Terwijl de golven ons bootje richting de kust duwt, denk ik aan zijn woorden en weet ik zeker dat ik heelhuids thuiskom.
Essie:78
Nath:79
Weer een prachtig verslag Nathalie.
Dank je wel lieve papa xxx
nu ik heb net het boek van Nathalie Huisman gelezen ? mooi hoor en wat een belevenissen, interessant! Zo genieten we allemaal mee! Ga zo door ? liefs van ons voor jullie!
Wat een lief berichtje! Heel veel
liefs terug! Xxx