Selecteer een pagina
Maandag gaat rustig voorbij. Wij surfen in de ochtend en het is weer even wennen voor ons lichaam. De Indische Oceaan is behoorlijk heftig en er staat hier een hele sterke stroming. Zo moet ik behoorlijk peddelen om op één plek te blijven. Het is hier op de meeste plaatsen ook verboden om te zwemmen vanwege de stroming. Na  ongeveer 4 uur surfen gaan wij hongerig het water uit. Samen met de jongens waarmee wij gesurft hebben gaan wij lunchen. Een van die jongens is Agir. Hij is geboren en getogen in Pangandaran. Hij werkt als surfleraar. Zo brengt hij zijn dagen samen met zijn vrienden door aan het strand en het liefst in de zee. Hij vertelt dat hij in november voor het eerst vader wordt. Zijn vriendin is Nederlandse en wil ook in Nederland bevallen. Hij zal rond oktober naar Nederland vertrekken. Samen met zijn vriendin heeft hij besloten om het kind in Nederland op te voeden. Dit vanwege het onderwijs. Hij ziet er tegenop om in Nederland te wonen. Hij is al een paar keer in Nederland geweest, vertelt hij. Het leven vindt hij er erg duur. Ook het weer vindt hij lastig. En de Noordzee? Nee, die vindt hij niet aantrekkelijk. Maar de mensen zijn wel vriendelijk en de kaas is er erg lekker. Natuurlijk komt hij terug naar Indonesië. Als de kinderen het huis uit zijn, lijkt het hem fijn om samen met zijn vriendin terug te keren naar Pangandaran. Iets ondernemen en zo geld verdienen lijkt hem wel wat, verzucht hij. Hier in Indonesië heeft het leven veel minder stress en ik kan dat alleen maar beamen. Na de lunch lopen Ester en ik nog een klein stukje over het strand maar ons lijf is ontzettend moe dus besluiten wij de rest van de dag lekker een serie te kijken en uit te rusten.

Dinsdag zijn de golven heftig. Zowel Ester als ik vinden het spannend om het water in te gaan. Terwijl wij een peptalk aan onszelf geven, zien wij golven van een paar meter hoog veranderen in brullend wit schuim wat genadeloos op ons af gedenderd komt. Hoewel het uiteindelijk veel beter gaat dan verwacht, worden wij beide af en toe flink gespoeld. Met bord en al verdwijn je in de de witte massa. En dan komt het gevoel alsof je in een wasmachine zit. Je weet in die seconden dat het gebeurt niet wat boven of onder is. Maar het gevoel wat ik krijg van in het water zijn is er wel één van geluk. Als ik op die plank sta en de golf afrijd, is het mij allemaal waard.
In de middag hebben wij iets meer energie dan gisteren en verkennen wij op de scooter het dorp. Zo waan ik mij ook nog even in Zandvoort wanneer er herten op het strand staan. Deze herten zijn afkomstig uit het nationale park en komen geregeld even het strand op. De aapjes doen dit trouwens ook. Deze zijn brutaal en als er iets knispert, springen ze er op af. Rabiës op pootjes noem ik ze en neem een omweg. Ik zie ook een lokale begraafplaats waarbij het mij opvalt dat de graven allemaal erg klein zijn en de meeste ook versierd zijn met tegeltjes die wij in Nederland voor het toilet gebruiken. Het blijft elke keer weer ontzettend boeiend hoe de gebruiken ergens anders op de wereld zijn. De mensen in Pangandaran zijn ontzettend vriendelijk, de één zwaait, de ander lacht en weer een ander maakt een praatje. Iedereen is behulpzaam. We lunchen vandaag bij Pa Djaja. Het eten is smaakvol en ondanks dat sommige gerechten pittig zijn, gaat dat mij telkens beter af. Ik ben dol op tempé en dat is hier volop verkrijgbaar. 

‪Woensdagochtend is het vooral rustig opstarten. Ester en ik kletsen wat over het vervolg van onze reis. Wij reizen relatief langzaam en hebben hierdoor de tijd om een land goed te ontdekken en ook plaatsen te bezoeken die door velen worden overgeslagen. Indonesië is ontzettend groot en alleen al in Java zullen wij in totaal één maand verblijven. We bespreken welk gedeelte van Indonesië wij na Java willen gaan zien.‬
De planning om eind augustus terug in Australië te zijn, staat wel nog steeds want Ester heeft de baan op de station gekregen en gaat hier per ‪1 september‬ werken. Zo gaat ze met koeien en schapen aan de slag en ik ben ontzettend blij en ook trots op haar dat ze haar hart volgt en een wens van haarzelf laat uit komen. Ik ben daar een groot voorstander van. Het station waar Ester gaat werken ligt op ongeveer 3,5 uur rijden van Lightning Ridge en wij zullen elkaar in de weekenden dan ook zien. Dat Ester deze baan heeft, schept voor mij ook ruimte om dingen los van haar te ondernemen en ik ga komende maand bedenken hoe ik dit ga invullen.

Na een heerlijke lunch is het tijd om afscheid te nemen van de eigenaresse van het hotel. Deze pittige Franse dame woont al ruim 14 jaar in Indonesië. Ze is een gepensioneerde lerares. Haar dagen vult zij met het aansturen van de mannen die hier in het hotel werken en genieten van haar vrije tijd. Waar heel het dorp op een scooter rijdt, fietst zij op een oranje fiets voorbij. Een beetje lichaamsbeweging is nodig verzucht ze. De manager brengt ons op zijn scooter naar het busstation. Hier stappen wij in de bus naar Tasikmalaya. Na ruim 4 uur reizen stappen wij uit. Blijkbaar niet op het juiste terminal, want nergens zien wij Sandi.

In Pangandaran hebben wij Sandi leren kennen. Hij was samen met de Nederlandse José op doorreis naar Yogyakarta. José is een wat oudere dame die hem heeft ingehuurd als gids. José vertelt dat ze het dorpje Garut heeft bezocht waar Sandi een guesthouse runt. Sandi schuift ook aan en vertelt over Garut. Het toerisme heeft hier zijn weg nog niet gevonden, vertelt hij. De meeste mensen reizen van Yogyakarta door naar Badung en vergeten het binnenland. En juist het binnenland is authentiek en puur. 
Ester en ik vinden langzaam reizen erg prettig. Op deze manier reizen zorgt ervoor dat wij ergens langer kunnen blijven wanneer wij willen en ook dat wij niet hoeven te haasten om ergens te komen. Ook vinden wij het fijn om van het gebaande pad af te wijken en in plaatsen uit te stappen waar de meeste toeristen niet komen. Garut lijkt ons daarom een mooie aanvulling. We spreken met Sandi af dat hij ons woensdag komt ophalen in Tasikmalaya.

Als wij Sandi bellen blijkt hij bij een ander busstation te staan. Een jongen, die toevallig ook bij ons staat, praat even met Sandi zodat hij precies weet waar hij ons op kan halen. Een kleine 15 minuten later komt zijn auto de hoek om. Van Tasikmalaya naar Garut is het nog ruim 3 uur met de auto. Sandi kan Nederlands praten en verstaan. Dit heeft hij geleerd toen hij samen was met zijn eerste vrouw. Zij had al veel gereisd en werkte samen met een Nederlands reisbureau. Sandi is ook voor dat Nederlandse reisbureau gaan werken en heeft zo de taal geleerd.
Sandi vertelt dat hij op een paar uur ten Noorden van Bandbung is geboren. Door omstandigheden is hij op zijn 12e van huis vertrokken. Hij heeft jarenlang op straat gezworven. Daarna is hij getrouwd en met zijn eerste vrouw heeft hij twee kinderen gekregen. Dat huwelijk liep niet meer goed en ze zijn gescheiden. Nu is hij voor de tweede keer getrouwd. Maar het huwelijk loopt niet lekker, vertelt hij. De familie van zijn vrouw bemoeit zich continue met hun leven en zijn vrouw kiest kant van haar familie. Al twee jaar denkt hij erover om weg te gaan, maar dat gaat niet zomaar, want hij heeft twee kleine dochters. Sandi vertelt dat hij hard heeft gewerkt en van het gespaarde geld een paar kamers heeft gebouwd en voor zichzelf is begonnen. Behalve zijn guesthouse met 4 kamers is hij ook gids. Op een dag moeten het negen kamers zijn en een eigen restaurant lijkt hem ook wel wat. Sandi is ontzettend vriendelijk en doet ontzettend zijn best om het ons naar de zin te maken. Halverwege de reis naar Garut stoppen we bij een warung waar Ester en ik even eten.
Als wij dan eindelijk aankomen in Garut zijn wij al ruim 7 uur onderweg en moe. De kamer die wij krijgen toegewezen is basic. De badkamervloer is niet helemaal schoon. De kamer mag wel ontdaan worden van alle spinnenwebben en ook de wastafel mag gepoetst worden. Het valt zowel mij als Ester op dat wanneer wij op een plek verblijven waar alleen mannen werken, het vaak iets viezer is. De douche is gelukkig warm en dat maakt veel goed. Ik zie een grote tor lopen wat uiteindeijk een kakkerlak blijkt te zijn. Ester mag de kakkerlak niet doodmaken en zo moet deze eerst gevangen worden en buiten vrij gelaten worden voordat wij dan eindelijk kunnen gaan slapen.

Donderdag gaat de wekker ‪om 3.15 uur‬. Waarom was dit ook alweer een goed plan, verzucht Ester. Ik mompel iets over ‘geen idee en ezels die twee keer aan dezelfde steen stoten’. Als we even later naar buiten lopen zie ik de arme kakkerlak van gisterenavond op zijn rug liggen. Ik geef hem een zetje en hij schiet weg. ‪Om 4 uur‬ zitten wij achterop de motor onderweg naar de vulkaan Papandayan. 
De Papandayan is een stratovulkaan met vier kraters en is 2665 meter hoog. In 1772 barstte de vulkaan uit. Tijdens deze uitbarsting stortte de berg, welke eerst een van de hoogste op Java was, voor een groot deel in. De laatste uitbarsting vond plaats in november 2002. Sindsdien is de vulkaan continu actief en wordt deze dan ook goed in de gaten gehouden.
Na ongeveer 20 minuten rijden komen wij aan bij de voet van de vulkaan. Vanuit hier is het nog ongeveer een uur de vulkaan op wandelen. Het pad is afwisselend goed geplaveid en onbegaanbaar rotsachtig. Als Ester en ik bovenop een uitkijkpunt zijn is het tijd voor koffie. En heel langzaam begint de lucht zich vanuit het oosten te verkleuren. Een diepe saffierblauwe kleur maakt plaats voor hemels blauw waarbij de horizon ook oranje kleurt. Op de hele vulkaan zijn alleen Ester, ik en onze gids Ann aanwezig. Bij de Bromo stonden wij met wel een paar honderd man te wachten voor de zonsopkomst. Ik geniet van de rust en het kleurenspel wat door de natuur gegeven word. Het wolkendek rondom de vulkaan zorgt ervoor dat het lijkt alsof ik vanuit een vliegtuig naar buiten kijk. Het is magisch.
Als de zon is opgekomen, is het tijd om een wandeling te maken op de vulkaan. Overal op de vulkaan zie ik bubbelende modderpoeltjes, stoom van verdampend water en zwavelkristallen, wat een erg indrukwekkend gezicht is. Eigenlijk is een bezoek aan deze vulkaan niet goed op een foto vast te leggen. Om mij heen hoor ik overal water en modder borrelen en zweven dampen en wolken aan mij voorbij. Hierdoor hangt er een mysterieuze sfeer. Tijdens de wandeling wordt de omgeving continue afgewisseld met de meest bijzondere geuren en kleuren. Zo zie ik overal een felgele kleur en dat is de fosfor van de vulkaan die zichtbaar is. Ann laat ons verschillende kraters zien en ook stroompjes water die vanwege de mineralen verschillend van kleur zijn. Uit een wit stroompje neem ik wat mineralen en smeer dit als een masker op mijn gezicht. Na ongeveer een uurtje wandelen komen wij bij een stroom met warm water. Hoe dichter bij de krater hoe heter het water is. Hier kunnen Ester en ik even zwemmen in een natuurlijke warmwaterbron en het is heerlijk. Na de zwempartij is het tijd om ons weer aan te kleden en wandelen wij terug naar beneden.
Op de motor rijden we via verschillende kleine dorpjes naar Curug Orok. Dit is een mooie waterval die zelfs nu in het droogseizoen nog stroomt. Ester en ik zitten op een rots en kijken naar de waterval en al het groen wat er in de directe omgeving groeit. Wel valt het ons op dat er overal afval ligt. Plastic flessen, vergeten slippers, verpakkingen. Het is zo vreselijk zonde en ontzettend vies. Maar ook hier in Indonesië geldt (net als op vele andere plaatsen waar wij zijn geweest) dat de mensen niet geleerd hebben waarom ze hun rommel op moeten ruimen. Ze hebben niet geleerd wat de consequenties zijn voor de aarde en hun directe omgeving. Ze hebben het niet geleerd van hun ouders. Ze hebben het niet geleerd op school. Net als op vele andere plekken op de wereld is het de educatie aan jongeren en een actieve gemeenschap die het verschil maakt. Bali is momenteel het enige eiland van Indonesië met een gemeenschap die zich inzet om het eiland schoon te houden. Zo is er sinds juni een geheel verbod op single use plastic. Er zijn groepen die zich hiervoor inzetten en presentaties houden op scholen en bij bedrijven. Ik hoop dat dit groter gaat worden dan alleen Bali.
Bij de waterval stelt Ann ons voor aan een groepje jongens. Dit zijn studenten uit Yogyakarta. De één studeert Frans, de ander Chinees, nog een ander Arabisch en dan is er ook nog een student Japans en Engels. Hoewel de meeste jongens het een beetje spannend vinden, zijn het de student Frans en Chinees zijn waar Ester en ik een leuk gesprek mee hebben. Zij vragen over onze reis, hoe ons leven er thuis uit ziet, waar wij nog heen gaan en wat wij van Indonesië vinden. Wij vragen op onze beurt waar ze vandaan komen en wat ze graag zouden willen doen na de studie. De jongens vertellen ook dat ze nog niet eerder de kans hebben gehad om in het echt hun Engels te oefen met een buitenlander. Ze vertellen dat ze ook erg graag zouden willen reizen en meer van de wereld willen zien. Na een gezellig praatje is het voor ons tijd om weer door te gaan. Op de motor rijden we langs vele velden vol met thee en koffie. Ook zien wij heel veel akkers met tomaten, aardappelen, kool en cassave. Hier en daar stoppen we en legt Ann ons wat uit. De tomaten zijn in het droogseizoen veel  kleiner vertelt Ann en in het natte seizoen heel groot. Het duurt ongeveer 4 maanden voordat een tomaat rijp is. Ik vraag hoe het zit als er geen regen valt en in periode van extreme warmte de oogst mislukt. Dan hebben de mensen hier inderdaad minder te eten zegt hij maar dat komt niet voor. Er is een irrigatiesysteem aangelegd wat water vanuit de vulkaan naar het dorp brengt en zo het land goed vochtig houdt. De grond is verder erg rijk aan mineralen omdat het vulkanische aarde is. 
We bezoeken de rijstvelden en Ann legt ons uit dat tussen het zaaien en oogsten van rijst ongeveer 6 maanden zit en al het rijst wat wij zien voor eigen consumptie (of verkoop op de lokale markt) is. Rijst voor export is afkomstig uit Sumatra. Daar zijn de rijstvelden veel groter verteld Ann. Tussen de rijstvelden zie ik twee jongetjes met een vlieger spelen.
Rond een uur of 13 is het tijd om terug te gaan naar de guesthouse. Wij rijden met de motoren door de smalle straatjes van een gehucht. Een wirwar aan steegjes waar kinderen voor ons uit rennen. 
De hele dag rijden wij al door verschillende kleine dorpjes. Overal worden wij nagekeken. Mensen stoten elkaar aan, wijzen, lachen en roepen ons na. Hello Miss! en I love you! De ongemakkelijkheid die ik ervaarde ongeveer 3 weken geleden toen ik aankwam in Surabaya is verdwenen. Ik heb geleerd dat de mensen hier oprecht nieuwsgierig zijn. Wat wij witte mensen hier komen doen, waar wij vandaan komen en wat wij van Indonesië vinden. 

De natuur in de omgeving van Garut is prachtig en landelijk. Garut zelf heeft ook een interessante geschiedenis. Op het centrale plein (in Indonesië heet dat Alun-Alun) stond van 1899-1942 een standbeeld van de theeplanter Karel Frederik Holle die hier als een van de “Heren van de Thee” deze cultuur introduceerde. In de jaren dertig van de vorig eeuw was het een geliefd bergoord mede door aanwezigheid van een treinstation. Er was een sociëteit waar ook de planters samenkwamen en waar festiviteiten plaatsvonden. Er waren grote hotels als Papandajan, Villa Dolce en Ngamplang. Er waren sportvelden, tennisbanen, een golfbaan, terreinen voor paardenrennen en voetbalvelden. Er was een Europese lagere school en er was al een autobusverbinding met Bandung. De grote hotels zijn er niet meer en de sportvelden, tennisbanen, voetbalvelden en de renbaan zijn ook verdwenen. De tijd is hier stil komen te staan in een bepaald opzicht waarbij een bezoek door Europeanen uitzondering dan regel is.
Garut was vroeger zo bekend dat er 3 schepen naar zijn vernoemd, één bij de Nederlandse marine (HMS Garoet), een passagiers annex vrachtschip van de Rotterdamsche Lloyd (gebouwd 1917-getorpedeerd 1944) en daarna nog een schip voor deze maatschappij (vanaf 1947).

Terug in ons guesthouse is het tijd om te douchen. Zowel Ester als ik ruiken naar zwavel. Uiteraard ruikt de hele backpack ook in no time naar zwavel. Hopelijk kunnen we binnenkort alles een keertje wassen. Daarna gaan wij bij een warung om de hoek wat eten. We zijn uitgehongerd. Voor de paar uur die de dag nog overheeft, brengen wij deze door op het terras voor onze kamer. We drinken thee en spelen kaartspelletjes. Als wij ‘s avonds op bed zitten, valt er iets kleins en glimmend op bed. Een keuteltje van een beest die boven ons in het nok rondloopt constateren wij. Nu weet ik ook direct wat ik allemaal van het bed heb geveegd de avond dat wij aankwamen. Dat waren er veel meer dan één. Ondertussen is de Imam al een uurtje of twee door de speakers aan het mauwen. De speakers staan door het hele dorp verspreid zodat iedereen goed mee kan luisteren. De stroom valt op een gegeven moment uit en het is direct aarde donker en doodstil. Ester en ik zeggen niks. De stilte klinkt heerlijk. Blijkbaar heeft de moskee een noodgenerator, want nog voordat het stroom weer werkt is de Imam weer aan het babbelen. 

Vrijdag word ik rond 4 uur een beetje gedesoriënteerd wakker. Oh ja, de moskee. Ik dacht dat ik er gewend aan was geraakt, maar blijkbaar nog niet helemaal. Als de moskee na een uurtje stil is hoor ik koeien en vooral veel schapen. En ook Boy, de puppy begint met een jankend gezang en weet niet van stoppen. Motoren rijden voorbij met het geluid alsof onze kamer op een snelweg is gebouwd. Het is natuurlijk vervelend om zo wakker te worden maar we moeten er wel om lachen. Juist vanwege het absurde. Juist wakker worden van geluiden als je zo landelijk aan het slapen bent.

Ik ben vandaag alweer 300 dagen op reis. 300 dagen die zowel voorbij zijn gevlogen als eindeloos lang lijken. Morgen is het ook alweer 365 dagen geleden dat ik mijn laatste werkdag heb gehad. Het afgelopen jaar heb ik intens genoten van het niet hoeven werken. En ik geniet hier nog steeds elke dag van. De ervaringen die ik op doe tijdens deze reis maakt dat ik mij een rijk mens voel en dat gaat uiteraard niet over mijn bankrekening. Ik moet even denken aan het gezegde: Jobs fill your pocket and adventures fill your soul. Clichés zijn verachtelijk prachtig waar. Terwijl ik samen met Ester bij de warung aan een feestelijk ontbijt zit van rijst, mie en tempé, kletsen wij over alles wat er gebeurd is. Ik bekijk foto’s van een jaar geleden en ik ben duidelijk wat kilo’s kwijt geraakt. Wij lachen over het feit dat de lijst van landen die wij willen bereizen alleen maar is toegenomen in plaats van afgenomen. Sandi zou ons meenemen richting Bandung,  maar hij krijgt onverwacht gasten en zo worden wij op de bus gezet. Zo nemen wij afscheid van Sandi en hoewel er nog veel moet gebeuren aan het guesthouse was dit absoluut een unieke ervaring. 

De busrit van Garut naar Bandung duurt ongeveer 3 uur en het lijkt wel of wij in het computerspel Grand Theft Auto V zijn beland. Het is behoorlijk heftig. Als wij door de chauffeur bij een busstation in een buitenwijk van Bandung eruit worden gezet, gaan wij op zoek naar een bus richting het centrum. Aan alle kanten worden wij aangevallen. Dit wil zeggen dat een heleboel mensen tegelijk beginnen te praten. En dit praten gaat op een heel hoog volume. Of wij een taxi willen, waar wij vandaan komen. Ondertussen moeten wij uitkijken voor auto’s van links en rechts schudden nee tegen pinda verkopers, tahoe verkopers en zwervers. Iedereen roept iets. Dit is in principe dagelijkse kost, maar na het rustige Garut is de grote stad een overlading van prikkels. We worden door een aardige man naar de juiste bus gewezen. Een uurtje later zijn wij dan eindelijk in ons hotel en is de dag ten einde.

Zaterdag word ik lastig wakker. Rond 10 uur gaan Ester en ik de deur uit. Wij ontbijten vandaag met een heerlijke bowl. Dit is weer eens wat anders dan rijst. 

Bandung werd vroeger ook wel het Parijs van Java genoemd vanwege het rijke koloniale karakter. Helaas is hier anno 2019 niet heel veel meer van te zien. 
Bandung is nu een van de vele Aziatische miljoenensteden, met veel verkeer, luchtvervuiling en vervuilde straten. Tegelijkertijd vind je hier de grootste concentratie van art deco architectuur ter wereld. Deze gebouwen zijn een erfenis van het Nederlandse koloniale verleden. Interessante gebouwen zijn Villa Isola, Grand Hotel Preanger en het Savoy Homann Hotel. Daarnaast zie ik mooie architectuur langs de Jalan Braga straat. Als ik hier wandel en een oogje toeknijp, dan kan ik mij indenken hoe het was in de hoogtijdagen. Gebrek aan onderhoud maakt dat het aanvoelt als vergane glorie, wat ontzettend jammer is. Bandung staat nu vooral bekend als een winkelparadijs. Vanuit heel Azië komen er blijkbaar mensen naar Bandung om er te winkelen. Ester en ik bezoeken een outlet store maar op een paar shirtjes na, vinden wij niet iets wat wij de moeite waard vinden om in onze backpack mee te slepen.
Bandung is ontzettend groot en het kost veel tijd om de stad door te reizen. In kleine busjes hebben wij vandaag de stad doorgereisd. En er zijn veel selfies gemaakt met ons er op. Aan het einde van de dag zijn zowel Ester als ik moe en gaan wij richting ons hotel. Ten noorden van de stad lag vroeger het beroemde Dago Theehuis, een plek waar de Nederlanders ten tijde van de koloniale overheersing kwamen om thee te drinken. Het theehuis werd gebouwd in 1910. Ik had deze graag willen bezoeken maar dat is er niet van gekomen, en ook dat is helemaal goed.
Wij eten op straat een heerlijk bord mie met groente. Dan is het tijd om terug te gaan naar het hotel.

Zondag wandelen wij al vroeg de stad in voor koffie en wat eten. Ons morsige hotel heeft niks te bieden behalve een paar huis-kakkerlakken. Na het ontbijt vertrekken Ester en ik richting het busstation. We moeten een tijdje wachten in de bus voordat deze werkelijk vertrekt. Vaste tijden zijn er niet. Ondertussen wandelen er non stop verkopers en bedelaars de bus binnen. Appels, eieren, nasi, tahoe, koekjes, ijs, kip en water. Als ik: aqua, aqua, aqua hoor ben ik weer even terug in Zuid-Amerika. De ene bedelaarster is blind en de ander mist een been. Overal wordt er non stop gerookt, in bussen, winkels en op straat. Uiteraard alleen door de mannen. Na 1,5 uur wachten vertrekt de bus.
Aan de rand van Jakarta worden wij uit de bus gezet. Hier nemen wij een kleiner busje richting het centrum. Er worden door meisjes eindeloze selfies gemaakt. Als één meisje niet van ophouden weet, zeg ik ‘last one’ en lach dan nog een keer mijn tanden bloot. We hebben voor de verandering gekozen voor een airbnb. We hebben behoefte om samen even te koken en rustig wat te wassen. Het appartementencomplex is gigantisch en heeft ook verschillende zwembaden. En zo sluiten Ester en ik deze week af in een bubbelbad in Jakarta.

Eindstand kaarten:
Essie:84
Nath:82